Andere tijden voor de rechtsbescherming

Andere tijden voor de rechtsbescherming
7 oktober 2019

Er is veel te doen over de bekostiging van de sociale rechtsbijstand. De sociale advocatuur zegt onderbetaald te worden, de minister voor Rechtsbescherming heeft publiekelijk al meermalen gezegd het hiermee eens te zijn maar hij laat deze situatie al jaren voortbestaan. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft zich recent uit een overleg met de minister teruggetrokken met de toelichting dat verder overleg “zinloos” is. De landelijk Deken sneerde zelfs over de minister: “hij gaat gewoon door met zijn vage plannen.”

Piketadvocaten hebben recent massaal besloten om de eerste twee weken van 2020 niet beschikbaar te zijn voor piketzaken. In de media wordt dit aangeduid als staking maar dat is het niet: anders dan werknemers zijn advocaten niet verplicht om werkzaamheden als deze te verrichten. Er is geen werkgevers-werknemers verhouding. Advocaten geven hier niets anders dan een signaal af dat ze genoeg hebben van structurele onderbetaling. Daar willen ze zich niet voor lenen. Advocaten werken gewoon door de eerste twee weken van 2020 maar ze kiezen ervoor om ander werk te doen dan onderbetaald werk. Het stelt de minister en ook de autoriteiten voor een probleem: er zullen straks op zeker verdachten worden heengezonden, politieonderzoeken en rechtszaken zullen vertraging oplopen.

Er is, kortom, veel rumoer rondom de rechtsbescherming.

De rechtsbijstand gekort

Het huidige beleid houdt in dat sociaal advocaten met regelmaat per uur niet meer dan een euro of 30 betaald krijgen – let wel: bruto, hier moeten nog kosten en belastingen over voldaan worden – en slechts 9 cent per kilometer aan reiskosten mogen declareren. Ik ervaar dit als minachtend, voor zowel de rechtzoekende als voor de advocaat.  In tijden dat rechters en officieren 5% loonsverhoging krijgen, de politie 6,5% salarisverhoging krijgt en rijksambtenaren zelfs 7% erbij krijgen, kan er voor de sociale rechtsbijstand geen dubbeltje extra vanaf.

De minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming buitelen bijkans over elkaar heen om toch vooral te zeggen dat rechtsbijstand van buitengewoon groot belang is. Het zijn lege woorden. Niet alleen wenst men de sociale advocatuur geen dubbeltje extra toe te bedelen, nog niet zo heel lang geleden – te weten in 2012/2013 - werden advocaten zelfs gekort. In bewerkelijke zaken werd de vergoeding met 10% teruggebracht. In enkele specifieke zaken werd de lumpsum-vergoeding naar beneden bijgesteld. In piketzaken werd de vergoeding voor het eerste gesprek met de cliënt teruggebracht van circa 150 euro naar 75 euro. Let wel: veel advocaten zijn alleen al een uur kwijt aan reistijd om vanaf hun kantoor het politiebureau te bereiken. Ook de vergoeding per punt – er geldt een puntensysteem, voor elke zaak staat een bepaald aantal punten – werd teruggebracht. De advocatuur vond al deze maatregelen niet leuk, maar wezenlijke protesten waren er niet: de advocatuur was indertijd van mening dat het in tijden van crisis begrijpelijk was dat men meedeelde in “het zuur”.

In de hele discussie is relevant dat bij de totstandkoming van het huidige stelsel als uitgangspunt gold dat gemiddeld genomen een uur werk met een punt vergoed hoort te worden. Het bedrag per punt is op dit moment gesteld op ongeveer 108 euro. Deze waarde komt ongeveer overeen met de waarde per punt in het jaar 2009. Maar als gezegd: in bewerkelijke zaken en op een aantal andere onderdelen zijn advocaten nog extra gekort. Terwijl in die tien jaren sinds 2009 ook voor de sociale advocatuur de huren, energielasten en tal van andere kosten flink zijn gestegen.

Het zij herhaald: de vergoeding van 108 euro per punt (en dus niet per uur) is de omzet, niet het inkomen van de advocaat. Van dit bedrag moet o.a. ook de telefoniste, de secretaresse, een kantoorpand, verplichte contributies, abonnementen, scholingskosten, ict, vervoerskosten, vakliteratuur en beroepsaansprakelijkheidsverzekering betaald worden.

In de loop der jaren zijn procedures en zaken bewerkelijker en complexer geworden. Een voorbeeld hiervan is verhoorbijstand – vaak vele uren werk –: na afgifte van een toevoeging valt ook dat onder het bereik van een toevoeging. Maar advocaten krijgen er niets extra voor betaald. Dan kun je als minister in antwoord op kamervragen zeggen dat deze activiteit forfaitair vergoed worden, maar feit is dat dit extra werkzaamheden zijn zonder dat er een extra vergoeding wordt uitbetaald. De minister verschuilt zich achter kwalificaties die geen recht doen aan de realiteit: dit is niets anders dan gratis werk dat de advocaat moet doen als de cliënt dat verlangt. Dat voor elk gewerkt uur één punt wordt uitbetaald, hebben alleen de oudgedienden onder de advocaten nog meegemaakt.

In de strafrechtketen zijn uitsluitend de advocaten in hun persoonlijke inkomsten gekort. Andere beroepsgroepen zijn niet gekort. Hooguit hebben die een pas op de plaats moeten maken; de recente loonsverhogingen voor de andere beroepsgroepen staan in schril contrast met de benadering van de sociale advocatuur. De overheid zorgt goed voor zichzelf, de rechtsbescherming voor de burger moet het doen met zalvende, maar niet oprecht klinkende woorden.

De argumentatie van de minister

Intussen stelt de minister voor rechtsbescherming tegenover iedereen die het horen wil dat de kosten voor sociale rechtsbijstand exploderen. En dat Nederland in de Europese top zit waar het gaat om uitgaven voor rechtshulp. En dat hij strikt de hand houdt aan het regeerakkoord; het is onbespreekbaar dat er een cent extra naar de sociale rechtsbijstand gaat. Ook heb ik de minister recent in Buitenhof horen zeggen dat de sociale advocatuur nogal eens teveel werkzaamheden verricht. Als de minister daar al gelijk in heeft: geen advocaat betrekt die zogenaamd onnodige extra werkzaamheden in de discussie over de onderbetaling van de sociale advocatuur.

Het valt op dat de overheid wel goed zorgt voor zijn eigen juridische belangen; de landsadvocaat wordt duur betaald. Zelfs stagiaires van het kantoor van de landsadvocaat krijgen beter betaald dan de meest gespecialiseerde en ervaren advocaat die op toevoegingsbasis opereert. In antwoorden op Kamervragen kwam ik tegen dat sociaal advocaten minder betaald krijgen dan de landsadvocaat omdat bij de sociale advocatuur sprake is van subsidie. En bovendien zijn sociaal advocaten vrij in hun keuze om voor het lage bedrag hun diensten te verrichten, aldus de minister (zie antwoord vraag 3 op deze kamervragen). Ik schreef eerder eens een blog alhier over uitbuiting van sociaal advocaten; precies het argument van de vrijwilligheid is in zaken die zien op onderbetaling een juridisch non-argument. De minister laat zich van zijn slechtste kant zien door juist dit argument op te voeren.

Maar laat ik me eens richten op de financiële argumentatie van de minister. Exploderen de advocaatkosten? De laatste, in 2018 gepubliceerde monitor van de Raad voor Rechtsbijstand laat zien dat de uitgaven voor toevoegingen na 2012 in een rechte lijn elk jaar zijn afgenomen. Betroffen de uitgaven in 212 nog ruim 395 miljoen, in 2017 was dit nog 318 miljoen (bron: tabel B16.4). Niet onbelangrijk: het betreft hier bedragen inclusief Btw. In de zakelijke markt is het merkwaardig om bedragen inclusief btw te communiceren. Klaarblijkelijk doet de minister dat wel, dit vertekent het beeld. Exclusief Btw was de Staat in 2017 slechts 262 miljoen kwijt aan toevoegingen. In 2018 heeft de daling zich voortgezet. Mijn conclusie: de kosten exploderen niet, ze imploderen. Waarbij ik nog daar laat dat de tabellen enkel de uitgegeven euro’s laten zien. Zou er gecorrigeerd zijn voor inflatie, dan hangt het beeld dat minister Dekker schetst nóg verder uit het lood.

De minister zal zeggen dat de uitgaven aan het stelsel uit meer bestaan dan enkel de toevoegingen. Dat klopt: naast de uitvoeringskosten worden bijvoorbeeld ook de kosten voor de Wsnp (wet schuldsanering natuurlijke personen) meegerekend. Ik heb niet kunnen achterhalen of die kosten – voor zover ze al gemaakt worden – in het buitenland ook meegerekend worden. Maar is het fair om die kosten mee te rekenen? Naar zijn aard is deze regeling eerder te zien als sociaal vangnet dan als rechtsbeschermend.

Waar het gaat om de vergelijking met andere rechtsstelsels: in de argumentatie van Dekker blijft buiten beschouwing dat Nederland allerminst aan de top staat waar het gaat om de totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging. Kijkend naar de uitgaven als percentage van het bbp cirkelt Nederland bestendig rond de 20e plaats. Van de 28 landen (bron: grafiek 38). Hoewel rechtspleging meer is dan enkel rechtsbijstand, ziet rechtspleging toch vooral op de rechtsbescherming. Ik zou menen dat we qua niveau van uitgaven voor de rechtsbescherming in de achterhoede zitten. Nog achter menig voormalig Oostblokland. Waarom hoor ik de minister hier nooit over? Het zal politiek en electoraal wel niet zo handig zijn, veronderstel ik.

Wat hier verder van zij, als ik naar strafrechtelijke uitbuitingszaken kijk, dan geldt dat voor uitbuiting leidend is de inkomensnorm van het land waar de werkzaamheden worden verricht. Met andere woorden: als een inwoner van Bulgarije in Nederland vrijwillig werkzaamheden verricht beneden het minimumloon en als hij daar vanwege de omstandigheden in zijn thuisland blij mee is, dan is nog steeds sprake van uitbuiting. Want naar geldend recht geldt niet de norm in het thuisland maar de Nederlandse norm. De enkele aanduiding door de minister dat sprake is van subsidie doet niets af aan het feit dat de overheid hoort zorg te dragen voor een beloning van sociale advocaten die voldoet aan de Nederlandse norm voor een fatsoenlijke (lees: marktconforme) beloning.

Bij het vorenstaande komt nog dat het Nederlandse rechtsstelsel maar ook bijvoorbeeld de Nederlandse lonen, kantoorhuur, woonlasten en zorguitgaven heel specifiek zijn. Zo zal een Amsterdamse advocaat aan kantoorhuur, woonlasten en stookkosten een ander bedrag nodig hebben dan de advocaat die resideert in de Griekse Peleponnesos.  De vergelijking met de kosten die andere landen maken voor sociale rechtsbijstand is niet fair en is daarmee een vals argument. De vraag is immers geen andere of in Nederland een billijk inkomen haalbaar is.

Tot besluit

Ik laat in deze bijdrage tal van argumenten nog ongenoemd. De minister voor Rechtsbescherming werpt slechts drempels op voor de toegang tot het recht. Een echtscheidingszaak op toevoegingsbasis doorverwijzen naar een advocaat? Ik begin er niet meer aan, er is nauwelijks nog een advocaat bereid dat te doen. Hetzelfde met verhoorbijstand: bij verhindering kun je in redelijkheid toch niet een andere advocaat vragen om alles te laten vallen en voor een bruto bedrag van 0 euro tot ten hoogste in totaal 150 euro een hele dag in te springen?

De eenzijdigheid en de onjuistheid waarmee de minister de politiek informeert en de discussie voert, irriteert. Het vertekende beeld dat hij geeft evenzeer. Nog storender is dat de door het ministerie zelf ingestelde Commissie Van der Meer in het rapport “Andere Tijden” al in 2017 concludeerde dat in het huidige stelsel van gefinancierde rechtsbijstand een redelijk inkomen “in de verste verte niet haalbaar is”. Het is al bijna 2020. En een redelijk inkomen ligt in de verste verte nog niet in het verschiet: er is nog altijd geen enkele concrete maatregel genomen die het inkomen van de sociale advocatuur substantieel verbetert. Niet een. Een liberale minister die de rechtsbescherming willens en wetens verwaarloost. Het zijn inderdaad andere tijden.

Naar aanleiding van een eerdere blog ben ik eens benaderd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. De mededeling was dat ons kantoor op een lijst stond van urgente werkbezoeken van de minister. Ik had de illusie dat de minister geïnteresseerd was in ons verhaal. Vanzelfsprekend was hij van harte welkom voor een gesprek. Ik heb er nooit meer iets van gehoord. Het is mijn eer te na om de minister te herinneren aan het urgente werkbezoek waar ik nog over zou horen. Zou na deze blog weer zo’n mededeling komen van het Ministerie: de minister is niet meer welkom bij ons kantoor. Oprechte interesse in rechtsbescherming voor de burger is namelijk ver te zoeken. Mijn conclusie is dat ik in tijden van structurele onderbetaling mijn tijd wel beter kan besteden. Te weten aan echte rechtsbescherming.

 Auteur is Anno Huisman, Advocaat bij Vlug Huisman Maarsingh Strafpleiters