Vorige week werd ik getriggerd door een tweet die in mijn
tijdlijn opdook. In die tweet stond vermeld dat de wetgever een verdachte het
recht geeft op kennisname van de processtukken vóórafgaand aan het eerste verhoor.
Dit riep bij mij de vraag op of dit het geval is. In de praktijk wordt namelijk
het uitgangspunt gehanteerd dat dit recht pas geldt na het eerste verhoor. Daarnaast
is het nog de vraag of het ook een recht is dat je als verdachte (of advocaat)
makkelijk kunt effectueren. In mijn praktijk en die van kantoorgenoten heb ik
nog niet één keer meegemaakt dat ik voorafgaand aan een eerste verhoor (automatisch)
kennis heb mogen nemen van processtukken, ook niet in gevallen waarin er al
geruime tijd onderzoek was verricht voordat mijn cliënt werd aangehouden. Toegegeven,
ik heb daar (vanwege de heersende praktijk) ook niet om verzocht.
Desalniettemin rees bij mij de vraag, hoe zit dit precies? Heb je écht
voorafgaand aan het eerste verhoor recht op kennisname van de (alle) processtukken?
Juridisch kader
Artikel 30 lid 1 Sv geeft het juridische kader, daarin
staat: “De kennisneming van de processtukken wordt de verdachte op diens
verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek verleend door de officier van
justitie. De kennisneming wordt de verdachte in elk geval toegestaan vanaf het
eerste verhoor na aanhouding.”
Die bepaling lijkt helder, het recht op kennisname van
processtukken heb je als verdachte in elk geval vanaf het eerste verhoor.
Hierbij geldt dat dat onder processtukken ingevolge artikel 149a lid 2 Sv wordt
verstaan “alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen
beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn”.
Equality of arms
De achtergrond van dit artikel is blijkens de
wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2009/10, 32 468, nr. 3) dat een verdachte
vroeg wordt geïnformeerd over de resultaten van het opsporingsonderzoek. Dit draagt
eraan bij dat een verdachte - mede op basis van de onderzoeksresultaten - zelf
kan verzoeken om onderzoek te laten verrichten, wat weer bijdraagt aan de
waarheidsvinding. Geen speld tussen te krijgen lijkt mij. Het draagt naar mijn
mening tevens bij aan een efficiënter proces, zowel voor wat betreft
vooronderzoek, als ter voorkoming van vertragingen later in het (straf)proces. De
inrichting van ons strafproces is er de laatste jaren sowieso meer op gericht
om zoveel mogelijk in het vooronderzoek te laten plaatsvinden. Het spoedig
verstrekken van processtukken aan een verdachte (en diens advocaat) is vanuit
het oogpunt van efficiency, maar ik durf ook wel te zeggen equality of arms,
dan ook aan te bevelen.
Voorafgaand of na het eerste verhoor?
De formulering in artikel 30 lid 1 Sv biedt ruimte voor de
conclusie dat kennisname van processtukken in bepaalde gevallen ook voor het
eerste verhoor wordt toegestaan. Uit de memorie van toelichting (Kamerstukken
II 2009/10, 32 468, nr. 3) blijkt dat de wetgever zich hiervan bewust was. De
onderzoekers adviseerden de wetgever aansluiting te zoeken bij het eerste
verhoor van een verdachte als ijkpunt voor de kennisneming van processtukken. Het
Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak waren voorstander van dit
voorstel. De Nederlandse Orde van Advocaten en de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak wezen er echter op dat in bepaalde gevallen al (grootschalig)
onderzoek is verricht voordat een verdachte voor het eerst wordt verhoord. De
wetgever zag dit onder ogen en meende dat het in die gevallen alleszins
redelijk is om een verdachte inzage te geven in het procesdossier alvorens hij
wordt gehoord. Als sprake is van grote onderzoeken zou men dus - zo lijkt
hieruit te volgen - ook vóór het eerste verhoor recht hebben op alle processtukken.
Dit is op dit moment bepaald geen staande praktijk.
Ook uit de EU-richtlijn 2012/13/EU zou je kunnen afleiden
dat het moment wellicht vóór het eerste verhoor ligt. In punt 28 van die
richtlijn staat namelijk dat de informatie (lees: hier staat niet processtukken,
wat toch wat ruimte voor interpretatie laat) aan verdachte of beklaagden over
het strafbare feit waarvan ze worden verdachte of beschuldigd onverwijld aan
hem dient te worden verstrekt, en uiterlijk vóór hun eerste officiële verhoor. Hierbij
is wel de kanttekening geplaatst dat het dient te gebeuren zonder lopende
onderzoeken te schaden en dat rekening dient te worden gehouden met de fase
waarin het onderzoek zich bevindt.
Uit artikel 30 lid 1 Sv volgt dat de kennisneming van de
processtukken tijdens het voorbereidende onderzoek verleend wordt door de
officier van justitie. Als kennisgeving uitblijft kan een verdachte de rechter-commissaris
verzoeken de OvJ een termijn te stellen binnen welke kennisneming moet worden
verleend (artikel 30 lid 2 Sv). De officier wordt dan door de
rechter-commissaris gehoord over het verzoek.
Uitzonderingsmogelijkheid
In lid 3 wordt aangegeven dat het recht tot kennisneming aan
een verdachte kan worden onthouden als het belang van het onderzoek dit
vordert. Op grond van lid 4 dient dan wel aan een verdachte schriftelijk te
worden medegedeeld dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn.
Een verdachte kan hiertegen binnen 14 dagen een bezwaarschrift indienen bij de
rechter-commissaris. Zie voor handige tips voor advocaten hierover: http://advocatenblad.nl/2014/11/27/tips-voor-de-verdediging/#sdfootnote3sym.
Artikel 31 Sv geeft aan dat aan een verdachte niet mag
worden onthouden: de volledige kennisneming van de processen-verbaal van zijn
verhoren, de processen-verbaal van verhoren of handelingen van onderzoek,
tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet, en alle
processen-verbaal van verhoren waarvan hem de volledige inhoud mondeling is
medegedeeld. Van de stukken kan een verdachte op grond van artikel 32 Sv een
afschrift krijgen, maar het onderzoek mag daardoor niet worden opgehouden. Een
officier van justitie kan in specifieke gevallen bepalen dat van bepaalde
stukken of gedeelten daarvan nog geen afschrift wordt verstrekt (artikel 32 lid
2 Sv).
Recht op kennisname alle processtukken
Artikel 33 Sv geeft de processuele momenten aan vanaf
wanneer de verdachte het recht toekomt van alle processtukken kennis te nemen,
dus ook de stukken die wellicht op grond van artikel 32 lid 2 Sv eerder werden
onthouden. Als het vooronderzoek is afgerond en er een beslissing is genomen
over de verdere vervolging heeft een verdachte recht op kennisname van alle
stukken. Uitzondering op deze regel is als er sprake is van een geval als
bedoeld in 149b Sv. In dat artikel staat dat een rechter-commissaris kan
besluiten dat voeging (en daarmee kennisneming) van processtukken of gedeelten
daarvan achterwege blijft als een
getuige ernstige overlast zal ondervinden of in de uitoefening van zijn ambt of
beroep ernstig zal worden belemmerd, een zwaarwegend opsporingsbelang
wordt geschaad, of het belang van de staatsveiligheid wordt geschaad.
Praktisch gezien
Mijn blog begon met een aantal vragen, waarop inmiddels het
antwoord (enigszins) kenbaar is. Op grond van deze (EU-) bepalingen en
wetsgeschiedenis zou je als verdachte (en advocaat) in beginsel recht op kennisneming
van de processtukken moeten krijgen in elk geval na het eerste verhoor. Echter,
de wetsgeschiedenis geeft een beeld dat dit recht al bestaat voorafgaand aan
het eerste verhoor. Tenzij een officier van justitie ex art. 30 lid 3 Sv bepaalt dat bepaalde
processtukken aan een verdachte worden onthouden. Het is naar mijn mening de
vraag of dit in de praktijk ook (tijdig) geëffectueerd kan worden en of je dit
als verdachte (of advocaat) in alle gevallen moet willen.
Factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn of sprake is
van een uitgebreid vooronderzoek, in dat geval is kennisname van de
processtukken uiteraard wenselijk en hoort het systeem erop ingericht te zijn
dat kennisneming snel te realiseren is. In kleinere zaken zou het systeem
overigens ook zo ingericht moeten zijn, opvallend is dat hier in den lande geen
eenduidige lijn of werkwijze in is.
Daarnaast is een factor die een rol kan spelen of je cliënt
op het moment van het eerste verhoor vastzit. Als dat het geval is kan het niet
indienen van een verzoek net zo goed een legitiem doel dienen, bijvoorbeeld als
je cliënt graag in vrijheid wil worden
gesteld en je geen tijd wilt verspillen alvorens het eerste verhoor in te gaan.
Een ander aspect dat mogelijk een rol speelt is dat als een
verdachte eerst kennisneemt van de processtukken en daarna pas een verklaring
aflegt hij het risico loopt dat hem later wordt tegengeworpen dat hij deze
verklaring pas heeft afgelegd na kennisneming van de processtukken. Wat er ook
zij van dat argument, het is een risico.
Concluderend: het blijft een afweging van een verdachte (en diens
advocaat) om wel of niet expliciet een beroep op de bepaling uit artikel 30 lid
1 Sv te doen. Het is goed om te weten dat de mogelijkheid er is, en geregeld
van belang om hier een beroep op te doen. Er zijn echter ook gevallen waarin
kennisneming juist niet het belang van de cliënt dient. Hoe het ook zij: de
praktische uitvoering van art. 30 lid 1 Sv kent nog de nodige mankementen.
Kennisname van processtukken, theorie vs praktijk
23 maart 2018
Opmerkingen