Je vraagt het je af. Genieten vrijwilligers dezelfde rechtsbescherming als werknemers indien zij schade oplopen in de uitoefening van hun werkzaamheden? Ja, dus. Aldus de Hoge Raad in zijn uitspraak van 15 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3142). Artikel 7:658 lid 4 BW is van overeenkomstige toepassing.
De klusgroep van vrijwilligers
De Parochie H.H. Vier Evangelisten (de Parochie) te Duiven is onderdeel van het Aartsbisdom Utrecht en heeft een eigen bestuur dat bestaat uit zes personen. Binnen de parochie is een klusgroep van vrijwilligers actief. De klusgroep is in 2006 door het toenmalig bestuur opgericht.
Het ongeval
Een 65-jarige vrijwilliger (vrijwilliger) maakt deel uit van de klusgroep. Met goedkeuring van het parochiebestuur zou de klusgroep verlichting plaatsen op het dak van de kerk om zo de muur en de toren van de kerk te verlichten. Vervolgens is de vrijwilliger van de kerk gevallen. Hij loopt daarbij ernstig (blijvend) letsel op. Zo bestaat het letsel uit (blijvende) dwarslaesie, gebroken ribben, gebroken nekwervel, een kneusde pols en een hoofdwond. Nationale Nederlanden als verzekeraar van de Parochie wordt door de vrijwilliger aangesproken om de schade te vergoeden op grond van aansprakelijkheid van de parochie ex artikel 7:658 lid 4 BW en/of 6:162 BW. Nationale Nederlanden wijst het verzoek af. De vrijwilliger stapt dan naar de rechter.
De Kantonrechter Arnhem
De kantonrechter heeft bij beschikking van 27 mei 2014 geoordeeld dat artikel 7:658 lid 4 BW niet op de onderhavige zaak van toepassing is, in de kern genomen omdat de werkzaamheden die de vrijwilliger op de bewuste avond van 7 september 2012 verrichtte, niet tevens door werknemers van de Parochie hadden kunnen worden verricht zodat deze werkzaamheden niet onder de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de Parochie vallen. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 BW en artikel 7:658 lid 4 BW ook om die reden toepassing mist. Volledigheidshalve luidt de tekst van artikel 7:658 lid 4 BW als volgt:
“Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.”
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Het hof oordeelde op 28 juni 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:5294) evenwel anders. Het hof ging ervan uit dat de werkzaamheden die de vrijwilliger verrichtte in het kader van haar bedrijfsuitoefening plaatsvonden en dus onder de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de Parochie vielen. Het hof verwijst daarbij expliciet naar Kamerstukken I 1998-1999, 26 257, nr. 110b, p. 7:
“Achtergrond van het nieuwe lid 4 is dat de vrijheid van degene die een beroep of bedrijf uitoefent om te kiezen voor het laten verrichten van het werk door werknemers of door anderen niet van invloed behoort te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt. Met andere woorden: Een werkgever die zijn zorgverplichtingen niet nakomt dient op gelijke voet aansprakelijk te zijn voor de schade van werknemers en anderen die bij hem werkzaam zijn.”
Voor toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW is tevens vereist dat de werkzaamheden plaatsvonden “in de uitoefening van het beroep of bedrijf” van degene in wiens opdracht de arbeid is verricht. Hierbij moet het gaan om werkzaamheden die de derde in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten. Deze bepaling is niet beperkt tot werkzaamheden die tot het wezen van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de opdrachtgever kunnen worden gerekend of normaal gesproken in het verlengde daarvan liggen (zie Hoge Raad 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0616 inzake Davelaar/Allspan).
De Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt op 15 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3142) dat uit de parlementaire toelichting op artikel 7:658 lid 4 BW als bedoeling van de wetgever kan worden afgeleid dat dit artikel zich ook voor toepassing leent indien de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht, voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht (Kamerstukken II 1997/98, 25 263, nr. 14, p. 6). Of dit het geval is, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij onder meer van belang zijn de feitelijke verhouding tussen betrokkenen en de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede de mate waarin de ‘werkgever’, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden verricht en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s (HR 23 maart 2012, ECLI:HR:2012:BV0616, NJ 2014/414, r.o. 3.6.2).
Vrijwilligerswerk is niet uitgesloten van het beschermingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW
Uit het voorgaande volgt dat vrijwilligerswerk niet is uitgesloten van het beschermingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW. Beslissend is immers of degene die werkzaamheden verricht, zich bevindt in een met een werknemer vergelijkbare positie en daarom aanspraak heeft op dezelfde door de werkgever in acht te nemen zorg. Dat ook een vrijwilliger zich in deze positie kan bevinden, is in overeenstemming met de opvatting van de minister van SZW, die op een Kamervraag antwoordde ‘dat de zorg van de werkgever voor de veiligheid van de voor hem werkzame personen ingevolge artikel 7:658 BW zich ook tot vrijwilligers uitstrekt’ (Kamerstukken II 2004/05, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1651).
Dat de werkzaamheden die de vrijwilliger uitvoerde, nimmer door werknemers van de Parochie zouden zijn uitgevoerd, doet niet ter zake
Uit de parlementaire toelichting op artikel 7:658 lid 4 BW volgt dat volstaat dat de Parochie die werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten (Kamerstukken II 1998/99, 26257, nr. 7, p. 15). De vrijheid van degene die een bedrijf uitoefent, om ervoor te kiezen het werk te laten verrichten door werknemers of door anderen, behoort niet van invloed te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt (Kamerstukken II 1997/98, 25263, nr. 14, p. 6). De oordelen van het hof dat 1) de vrijwilliger in dit geval als vrijwilliger onder het beschermingsbereik valt van artikel 7:658 lid 4 BW, 2) de Parochie een bedrijf uitoefent in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW, 3) de vrijwilliger zijn werkzaamheden in de uitoefening van dat bedrijf uitvoerde en 4) de Parochie de werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten, berusten voor het overige op waarderingen van feitelijke aard. Die oordelen geven niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en zijn evenmin onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Gevolgen voor de praktijk
Binnen talloze verenigingen, stichtingen, instellingen en andere organisaties zijn naast werknemers duizenden vrijwilligers werkzaam. In een groot aantal van deze vindt bedrijfsuitoefening plaats. In dat kader zijn ook vrijwilligers werkzaam. Denk aan de (sport)kantine, de onderhoudscommissie, et cetera. Het lijkt mij dan ook wenselijk dat de betrokken besturen onderzoeken of hun Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI & E) op orde en zo nodig maatregelen treffen. Beter nu de put dempen dan pas wanneer het kalf verdronken is. U bent gewaarschuwd.
Meer Sdu blogs lezen over arbeidsrecht? Volg Sdu blog.