Naar de inhoud

Het doen van de vereiste aangifte en gevolgen als daarvan geen sprake is

Art. 25, lid 3, AWR en art. 27e, lid 1, AWR bepalen in welke situaties omkering van de bewijslast plaatsvindt. Allereerst vindt omkering van de bewijslast plaats bij een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in art. 52a, lid 1, AWR. Omkering van de bewijslast vindt op grond van art. 25, lid 3, AWR en art. 27e, lid 1, AWR echter ook plaats als de belastingplichtige de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Een punt dat, wellicht door de vele aandacht die aan de informatiebeschikking wordt gegeven, in de praktijk nogal eens wordt vergeten.

Dit artikel bevat een uitgebreide beschouwing over wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan en de gevolgen die dit met zich meebrengt.

1. Het begrip ‘de aangifte’

Op grond van art. 6 AWR vallen onder ‘de aangifte’ zowel de aanslagbelastingen als de belastingen die op aangiften worden voldaan of afgedragen (de ‘doe-het-zelf-belastingen’). Met andere woorden: voor alle belastingmiddelen geldt dat de omkering van de bewijslast plaatsvindt als de belastingplichtige de vereiste aangifte niet heeft gedaan.1 Omkering van de bewijslast door het niet doen van de vereiste aangifte geldt dus niet alleen voor de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting maar dus voor alle belastingmiddelen.

2. Het niet doen van de vereiste aangifte

De belastingplichtige heeft in de volgende situaties de vereiste aangifte niet gedaan:

  1. de belastingplichtige reageert niet (tijdig) op de uitnodiging van de inspecteur tot het doen van aangifte;

  2. de belastingplichtige heeft het aangiftebiljet op formeel onjuiste wijze ingevuld; en

  3. de belastingplichtige heeft…