Naar de inhoud

JIN 2016/165, Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle 26-04-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2937, 4433264 CV EXPL 15-6087 (met annotatie van E.M.C. Melis)

Inhoudsindicatie

Gelijke behandeling, Verboden onderscheid naar geslacht, Zwangerschap, Discriminatie, Immateriële schadevergoeding, Verlengen arbeidsovereenkomst

Samenvatting

Werkgever handelt onrechtmatig door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst van zwangere werkneemster niet te verlengen (verboden onderscheid naar geslacht bij aanwerving). Materiële schadevergoeding € 21.000,=, immateriële schadevergoeding € 5000,=.

Werkneemster is met ingang van 1 april 2012 voor bepaalde tijd in dienst getreden van Logis.P. De arbeidsovereenkomst is verlengd tot 1 oktober 2013. Werkneemster vordert voor recht te verklaren dat Logis.P onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst van werkneemster na 1 oktober 2013 niet te verlengen. De reden van het niet verlengen was immers (uitsluitend) gelegen in haar zwangerschap. Werkneemster vordert betaling van € 21.000,= aan materiële schade en € 10.000,= aan immateriële schade. Logis.P beroept zich op verjaring en stelt dat er geen grondslag is voor een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Mede uit het Kuso-arrest (HvJ EU 12 september 2013, ECLI:EU:C:2013:544) wordt afgeleid dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap niet gelijkgesteld kan worden aan het opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap. Dit brengt mee dat de sanctie van vernietiging van de opzegging niet aan de orde is. Voor zover het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst zijn oorzaak vindt in de zwangerschap van een werknemer, levert dit een verboden onderscheid naar geslacht bij aanwerving op, waarmee de werkgever onrechtmatig jegens de werknemer handelt (verwezen wordt naar Handelingen II 1978/79, p. 5811). Logis.P komt geen beroep toe op de vervaltermijn van artikel 7:647 lid 2 dan wel de verjaringstermijn van lid 3 (oud) BW. De gang van zaken doet naar het oordeel van de kantonrechter vermoeden dat de arbeidsovereenkomst niet is verlengd wegens de zwangerschap. Daartoe is het volgende redengevend. De arbeidstijd van werkneemster is gewijzigd van drie naar vier dagen. Niet in geschil is dat geen functionerings- en beoordelingsgesprekken hebben plaatsgevonden. Op 24 september 2013 zijn partijen met elkaar om de tafel gaan zitten om over het vervolg van de arbeidsovereenkomst te praten. Tijdens dit gesprek is de zwangerschap aan de orde gekomen en de duur van het verlof. Het gesprek is op 26 september 2013 voortgezet waarbij een andere directeur is aangeschoven en werkneemster is meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd omdat zij niet goed functioneerde. Het is aan Logis.P om te stellen en (zo nodig) te bewijzen dat zij geen verboden onderscheid in de zin van de wet heeft gemaakt. Geoordeeld wordt dat Logis.P niet heeft voldaan aan haar stelplicht door te volstaan met enkele stellingen en deze niet nader in te kleuren. Derhalve wordt aangenomen dat de zwangerschap aan het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst ten grondslag heeft gelegen. Logis.P heeft daardoor bij aanwerving een verboden onderscheid naar geslacht gemaakt, hetgeen onrechtmatig is jegens werkneemster.

Met betrekking tot de vaststelling van de schade (artikel 6:97 BW) wordt de verwachte contractduur overeenkomstig de inschatting van werkneemster vastgesteld op vijf jaar. Bij gebreke van een andersluidende berekening van Logis.P volgt de kantonrechter de vergelijking die werkneemster heeft gemaakt tussen de verwachte inkomsten op basis van de verwachte contractduur bij Logis.P en het daadwerkelijk gegenereerde inkomen over die periode, resulterend in een bedrag van € 21.000,= aan inkomensschade. Dit bedrag wordt toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding wordt geoordeeld dat de aantasting van een zo fundamenteel recht als gelijke behandeling ook moet worden aangemerkt als een aantasting in de persoon die erkenning verdient in de vorm van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onderdeel b BW. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak van de Nederlandse rechter over discriminatie en schending van andere fundamentele rechten wordt de immateriële schadevergoeding vastgesteld op € 5000,=. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank:

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

– de dagvaarding van 21 mei 2015

– de conclusie van antwoord

– de conclusie van repliek

– de conclusie van dupliek.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [...] is met ingang van 1 april 2012 bij Logis.P in dienst getreden voor de duur van zes maanden in de functie van Office Proces Manager. Per 1 juli 2012 is de arbeidstijd van [...] gewijzigd van drie naar vier dagen. Na afloop van de overeengekomen duur van zes maanden is de arbeidsovereenkomst verlengd. In de onderliggende arbeidsovereenkomst staat in dit verband vermeld:

“Artikel 1.

Werknemer treedt met ingang van 1 oktober 2012 bij werkgever in dienst voor de duur van 6 maanden in de functie van Office Proces Manager. De arbeidsovereenkomst eindigt derhalve van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist op 1 oktober 2013.”

[...] was laatstelijk werkzaam voor 34 uur per week tegen een salaris van € 1889,62 netto.

2.2. De activiteiten van Logis.P bestaan voornamelijk uit het ondersteunen van de communicatie tussen zorginstellingen en patiënten door het bieden van innovatieve oplossingen.

2.3. Bij brief van 30 september 2013 heeft Logis.P het gesprek bevestigd waarin [...] is aangegeven dat is besloten om haar na 30 september 2013 geen nieuw contract aan te bieden omdat de directie geen vertrouwen heeft in het door haar getoonde versus het benodigde niveau voor de betreffende functie.

2.4. Op 24 maart 2014 heeft het College voor de Rechten van de Mens op verzoek van [...]van 30 september 2013 geoordeeld dat Logis.P een verboden onderscheid op grond van geslacht maakt door de arbeidsovereenkomst met [...] niet te verlengen.

2.5. Bij e-mailbericht van 8 mei 2014 heeft de gemachtigde van [...] Logis.P medegedeeld dat [...] voor zover nodig beschikbaar is voor haar werkzaamheden na afloop van haar zwangerschap per 25 mei 2014 en vanaf die datum aanspraak maakt op doorbetaling van haar salaris.

2.6. Bij e-mailbericht van 7 januari 2015 heeft de gemachtigde van [...] Logis.P laten weten dat zij als werkgever een onrechtmatige daad jegens [...] heeft gepleegd door de arbeidsovereenkomst in verband met de zwangerschap van [...] niet te verlengen na 30 september 2013. Daarbij is Logis.P gesommeerd aansprakelijkheid te erkennen en [...] schadeloos te stellen.

3. Het geschil

3.1. [...] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a) voor recht te verklaren dat Logis.P onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst van [...] na 1 oktober 2013 niet te verlengen;

b) Logis.P te veroorde1en aan [...] te voldoen, ten titel van schadevergoeding, een bedrag van € 21.000,= netto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

c) Logis.P te veroordelen aan [...] te voldoen, ten titel van vergoeding voor immateriële schade, een bedrag van € 10.000,=, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

d) Logis.P te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 975,= aan [...], althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

e) het vorenstaande in sub b, c en d te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2013;

f) Logis.P te veroordelen in de kosten van deze procedure inclusief salaris gemachtigde en nakosten.

3.2. [...] 1egt aan de vordering ten grondslag dat Logis.P onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar arbeidscontract niet te verlengen. Logis.P heeft immers in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (AWOB) een verboden onderscheid gemaakt op grond van geslacht. De reden om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen was immers (uitsluitend) gelegen in haar zwangerschap. De door [...] geleden schade wordt door haar begroot op een bedrag van € 21.000,= aan materiële schade, zijnde de inkomstenderving over een periode van vijf jaar, en een bedrag van € 10.000.= aan immateriële schade.

3.3. Logis.P beroept zich op verjaring van de vordering van [...] en stelt dat er geen grondslag is voor een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. Subsidiair betwist Logis.P dat de reden van het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst de zwangerschap van [...] was. Logis.P stelt dat de reden was gelegen in het disfunctioneren van [...]. Verder betwist Logis.P de schade.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Verjaring

4.1. Ter onderbouwing van het beroep op verjaring heeft Logis.P verwezen naar artikel artikel 7:647 BW (oud) waarin is bepaald dat de bevoegdheid van een werknemer om een beroep te doen op de vernietigingsgrond in geval van een discriminatoire beëindiging van de arbeidsverhouding komt te vervallen twee maanden na die beëindiging (lid 2), terwijl de rechtsvordering in verband met de vernietiging verjaart door verloop van zes maanden na de dag waartegen is opgezegd (lid 3). Onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 mei 2014 (ECLI:NL:GHSHE:20l4:1256) betoogt Logis.P verder dat de enkele schending van een arbeidsrechtelijke norm alleen een onrechtmatige daad oplevert als de bewuste schending ook los van en buiten het gesloten stelsel van ontslagrecht om als onrechtmatig kan worden aangemerkt.

4.2. De kantonrechter stelt voorop dat in dit geval, anders dan in voormeld arrest waar een discriminatoir ontslag tijdens proeftijd aan de orde was, niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ter discussie staat. In deze zaak gaat het erom dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd, hetgeen in de kern inhoudt dat de werkgever aangeeft niet bereid te zijn een nieuwe arbeidsovereenkomst aan te gaan na afloop van de voordien overeengekomen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het niet vernieuwen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na het normale verstrijken ervan kan niet worden gelijkgesteld met ontslag, maar kan bij schending van een discriminatieverbod in sommige omstandigheden wel worden uitgelegd als een verboden onderscheid bij aanwerving (HvJ EG, 4 oktober 2001 (Jiménez Melgar), ECLI:EU:C:200l:509 en Gerechtshof Amsterdam, 10 november 2015, ECLI:NL:GHAMS:20l5:4653).

4.3. Het arrest dat het Hof van Justitie van de Europese Unie op 12 september 2013 heeft gewezen (HvJ EU 12 september 2013 (Kuso), ECLI:EU:C:2013:544) brengt hierin naar het oordeel van de kantonrechter geen verandering. In dit arrest heeft het HvJ EU herhaald dat het niet vernieuwen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na afloop van de periode waarvoor zij is aangegaan in beginsel niet kan worden gelijkgesteld met ontslag. Tegelijkertijd stelt het HvJ EU vast dat het ook vaste jurisprudentie is dat het begrip “ontslag” op het gebied van gelijke behandeling ruim moet worden opgevat. Vervolgens oordeelt het HvJ EU dat de in het geding zijnde arbeidsvoorwaardenregeling volgens welke de arbeidsverhouding eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, gelijk staat aan een ontslag. In het Kuso-arrest ging het derhalve om het maken van onderscheid bij het bepalen van een einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en niet, zoals in het Melgar-arrest, om het niet vernieuwen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

4.4. De kantonrechter leidt hieruit af dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap niet gelijkgesteld wordt aan opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap. Dit brengt mee dat de sanctie van vernietiging van de opzegging niet van toepassing is. Voor zover het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst zijn oorzaak vindt in de zwangerschap van een werknemer, leven dit een verboden onderscheid van geslacht bij aanwerving op, waarmee de werkgever onrechtmatig jegens de werknemer handelt. Bij de invoering van het verbod op discriminatie op grond van geslacht bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft de wetgever ook verwezen naar het onrechtmatige daad-leerstuk als grondslag voor een vordering (Handelingen II, 1978/79, p. 5811).

4.5. Met inachtneming van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat Logis.P geen beroep toekomt op de vervaltermijn van artikel 7:647 lid 2 dan wel de verjaringstermijn van lid 3 BW (oud). In dat artikel is immers uitsluitend de beëindiging van een arbeidsverhouding aan de orde met een daarop toegespitste sanctie te weten de vernietiging van die beëindiging. De onderhavige vordering dient te worden beoordeeld als een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Daarvoor geldt ingevolge artikel 3:310 lid 1 BW een verjaringstermijn van vijf jaren, die ten tijde van de dagvaarding nog niet was verstreken.

Verboden onderscheid

4.6. De kantonrechter zal thans nagaan of het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst op de zwangerschap van [...] heeft berust.

4.7. Als uitgangspunt bij een beroep op een verboden onderscheid wegens geslacht bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst heeft te gelden dat indien degene die meent dat te zijnen nadeel in strijd met dat verbod is gehandeld in rechte feiten aanvoert die dat onderscheid kunnen doen vermoeden, de wederpartij dient te bewijzen dat niet in strijd met deze wet is gehandeld.

4.8. In dit geval staat vast dat [...] aanvankelijk in dienst is getreden bij Logis.P voor de duur van zes maanden op basis van een driedaagse werkweek. In de loop van deze arbeidsovereenkomst is de arbeidstijd gewijzigd naar vier dagen. Na afloop van de overeengekomen zes maanden is de arbeidsovereenkomst verlengd, volgens de bewoordingen van de overeenkomst met een duur van zes maanden. In diezelfde overeenkomst is echter als einddatum 1 oktober 2013 genoemd en [...] is ook een volledig jaar (in plaats van zes maanden) werkzaam geweest voor Logis.P.

Tussen partijen is verder niet in geschil dat in de loop van de bestaande arbeidsverhouding nimmer functionerings- of beoordelingsgesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij het functioneren van [...] op gestructureerde wijze is geëvalueerd en waarvan verslaglegging is opgesteld en aan [...] is voorgelegd.

Voorts zijn [...] en mevrouw Van der Vegte, één van de twee directeuren van Logis.P, op 24 september 2013 met elkaar om de tafel gaan zitten om over het vervolg van de arbeidsovereenkomst te praten. Tijdens dit gesprek is de zwangerschap van [...] aan de orde gekomen alsmede de duur van het verlof, waarover partijen verdeeld bleken te zijn. Van der Vegte heeft in dit gesprek een duur van zes weken genoemd, terwijl [...] er op gewezen heeft dat de duur volgens haar zestien weken bedraagt. Het gesprek is op 26 september 2013 voortgezet. Daarbij is de heer J. Bos, de andere directeur van Logis.P, aangeschoven en heeft hij [...] medegedeeld dat haar contract niet verlengd zou worden omdat zij niet goed functioneerde.

4.9. Deze op zichzelf vaststaande gang van zaken doet naar het oordeel van de kantonrechter vermoeden dat Logis.P de arbeidsovereenkomst van [...] niet heeft verlengd vanwege haar zwangerschap. De kantonrechter verbindt hieraan de conclusie dat het aan Logis.P is om te stellen en (zonodig) te bewijzen dat zij geen verboden onderscheid in de zin van de wet heeft gemaakt.

4.10. Logis.P stelt daartoe dat [...] vanaf de aanvang van haar dienstverband bij Logis.P onvoldoende heeft gefunctioneerd en dat het onvoldoende functioneren tijdens het dienstverband meermalen met haar is besproken.

De kantonrechter stelt vast dat Logis.P haar stelling over het onvoldoende functioneren, die gemotiveerd is weersproken door [...] en niet volgt uit enig functionerings- of beoordelingsverslag, slechts summierlijk heeft ingevuld. Volgens Logis.P had [...] moeite om taken zelfstandig te verrichten, legde zij voortdurend verantwoordelijkheid terug, beantwoordde zij iedere vraag met een wedervraag en maakte zij grote fouten in het factureren. Deze kritiekpunten zijn niet aan de hand van concrete voorbeelden geadstrueerd. Logis.P laat bovendien na toe te lichten hoe deze kritiek zich verhoudt tot de uitbreiding van de arbeidstijd van [...] van drie naar vier dagen en de onweersproken stelling van [...] dat zij in de loop der tijd alleen maar extra taken heeft gekregen. Daarbij valt op dat een en ander in de brief van 30 september 2013 noch tijdens de zitting in het kader van de procedure bij het College voor de Rechten van de Mens aan de orde is gekomen. Daar is uitsluitend het functioneren in algemene zin respectievelijk het niet zelfstandig kunnen functioneren als probleem genoemd.

Logis.P heeft naar aanleiding van het gemotiveerde verweer van [...] evenmin concreet aangegeven wanneer en door wie de kritiek op het functioneren met [...] is besproken en wat daarbij is afgesproken over het vervolg van de arbeidsovereenkomst. Over de gang van de zaken rondom de verlenging(en) van de arbeidsovereenkomst heeft Logis.P, anders dan de enkele stelling dat hiermee een laatste kans aan [...] werd geboden, in het geheel geen nadere toelichting en onderbouwing gegeven. Dit had, gelet op het ontbreken van verslaglegging over het functioneren en het verweer van [...] op dit punt, wel op haar weg gelegen.

4.11. Logis.P stelt verder nog dat Van der Vegte het functioneren van [...] op 24 september 2013 aan de orde wilde stellen en dat al voor dit gesprek was besloten om het contract niet te verlengen maar dat [...] met de mededeling van haar zwangerschap geen ruimte bood om haar functioneren en het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst te bespreken.

Daargelaten dat [...] gemotiveerd heeft gesteld dat zij Logis.P al eerder dan op 24 september 2013 heeft geïnformeerd over haar zwangerschap en dat eerder met haar is gesproken over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en hoe zij haar werkzaamheden zou invullen na terugkeer van haar verlof, kan de kantonrechter deze stellingen van Logis.P zonder nadere toelichting – die hier ontbreekt – niet goed rijmen met de discussie die tijdens het gesprek op 24 september 2013 tussen Van der Vegte en [...] heeft plaatsgevonden over de duur van het verlof. Indien Logis.P niet tevreden was over het functioneren van [...] en niet van zins was de arbeidsovereenkomst te verlengen, valt niet goed in te zien waarom het nodig was over de duur van het verlof te discussiëren dat pas na 1 oktober 2013 zou ingaan. Uit het gedeelte van het proces-verbaal van de zitting bij het College voor de Rechten van de Mens dat door Logis.P niet is weersproken, leidt de kantonrechter af dat Van der Vegte na de mededeling over de zwangerschap van [...] “met haar mond vol tanden zat”, dat Van der Vegte door [...] met “zwangerschap als wapen” in een hoek werd gezet en dat Van der Vegte niet bij machte was om de leiding van het gesprek te nemen. De kantonrechter acht deze gang van zaken niet erg aannemelijk, te meer daar van de zijde van Logis.P ook geen enkele verklaring wordt gegeven voor het feit dat Van der Vegte zich in weerwil van haar hoedanigheid als directeur van Logis.P en tevens leidinggevende van [...] kennelijk dusdanig heeft laten overstemmen door een ondergeschikte dat zij de leiding over het gesprek is kwijtgeraakt.

4.12. Logis.P heeft ten slotte aangekondigd verklaringen van naaste collega’s en leidinggevenden te zullen overleggen, waaruit zou blijken dat het functioneren van [...] al lange tijd onder de maat was en Logis.P al langere tijd voornemens was het dienstverband niet te verlengen. Tot overlegging van dergelijke verklaringen is Logis.P niet overgegaan.

4.13. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat Logis.P, gelet op de hiervoor omschreven vaststaande gang van zaken en hetgeen [...] gemotiveerd als verweer heeft aangevoerd, niet heeft kunnen volstaan met de enkele door Logis.P betrokken stellingen maar dat het op haar weg lag deze stellingen zoveel mogelijk in te kleuren en te onderbouwen, bijvoorbeeld met ondersteunende verklaringen. Voor zover Logis.P in dit verband bewijs heeft aangeboden, miskent zij dat het allereerst aan haar is om de stellingen van een nadere onderbouwing te voorzien, zeker gezien het verweer van [...] en het ontbreken van een dossier met functionerings- of beoordelingsverslagen. Door dit na te laten heeft Logis.P niet voldaan aan de inmiddels op haar rustende stelplicht en komt de kantonrechter aan bewijslevering, zoals is aangeboden door Logis.P, niet toe.

4.14. Bij deze stand van zaken neemt de kantonrechter aan dat de zwangerschap van [...] aan het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst ten grondslag heeft gelegen. Logis.P heeft daardoor bij aanwerving een verboden onderscheid naar geslacht gemaakt, hetgeen onrechtmatig is jegens [...].

Schade

4.15. Logis.P is in beginsel gehouden de schade te vergoeden die [...] als gevolg van het discriminatoir handelen van Logis.P heeft geleden. De door [...] gevorderde schade valt uiteen in een bedrag voor inkomensschade en een bedrag voor immateriële schade. De kantonrechter zal deze schadeposten achtereenvolgens bespreken.

Inkomensschade

4.16. De kantonrechter stelt voorop dat de rechter de schade van [...] op grond van artikel 6:97 BW moet begroten en wel op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Alleen indien de omvang van de schade van [...] niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat.

4.17. Als uitgangspunt heeft te gelden dat [...] moet worden gebracht in de positie waarin zij zou hebben verkeerd als de onrechtmatige gedraging van Logis.P niet zou hebben plaatsgevonden. Daarbij is van belang hoe lang de arbeidsovereenkomst – de onrechtmatige gedraging weggedacht – zou hebben voortgeduurd en wat het inkomen van [...] gedurende deze periode zou zijn geweest en welke inkomsten zij in die periode daadwerkelijk heeft genoten uit dienstverband of uit andere hoofde.

4.18. [...] heeft haar netto-berekening van de inkomensschade gebaseerd op de stelling dat met haar is gesproken over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat redelijkerwijs verwacht mocht worden dat zij minstens vijf jaar voor Logis.P werkzaam zou zijn geweest. Voor die verwachting heeft [...] aansluiting gezocht bij de begroting van deze schade in kennelijk onredelijk ontslagzaken (meer in het bijzonder het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 februari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ3201). Gelet op deze onderbouwing en het hiervoor omschreven wettelijk kader voor schadebegroting, kan Logis.P niet worden gevolgd in haar stelling dat [...] nalaat te onderbouwen waarom zij vijf jaar voor Logis.P zou hebben gewerkt. Logis.P heeft verder ook niet aangevoerd dat – onder verstrekking van de daarvoor benodigde aanknopingspunten – van een andere (kortere) periode moet worden uitgegaan. Logis.P heeft alleen aangevoerd dat een contractsduur van vijf jaar niet aannemelijk is gelet op het functioneren van [...] maar de kantonrechter gaat hieraan voorbij omdat de stellingen van Logis.P omtrent het functioneren van [...] in deze procedure niet zijn komen vast te staan. De kantonrechter zal de verwachte contractsduur dan ook overeenkomstig de schatting van [...] vaststellen op vijf jaar. Tegen het door [...] berekende inkomen dat zij op basis van de verwachte contractsduur bij Logis.P zou hebben verdiend heeft Logis.P geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter ook daar vanuit zal gaan.

4.19. Voor wat betreft het daadwerkelijke inkomen dat [...] heeft genoten, stelt [...] dat zij per oktober 2013 een WW-uitkering en per 25 mei 2014 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering heeft ontvangen van het UWV. Vervolgens heeft zij met ingang van 1 augustus 2014 een arbeidsovereenkomst voor de duur van een half jaar gekregen op basis van een 24-urige werkweek. Nadat deze arbeidsovereenkomst niet is verlengd wegens overcapaciteit, heeft [...] weer een WW-uitkering ontvangen. Tot op heden heeft zij geen andere baan gevonden.

Logis.P heeft deze stellingen op zichzelf niet weersproken. Het enige dat Logis.P hiertegen aanvoert is dat [...] nalaat te onderbouwen of zij niet op andere wijze (door middel van ander werk of reizen naar het werk) de door haar geleden schade had kunnen beperken. Logis.P miskent met dit verweer echter dat de stelplicht en bewijslast ter zake van feiten en omstandigheden die een beroep op de schadebeperkingsplicht rechtvaardigen op haar zelf rusten. De algemene stelling dat [...] ander werk had kunnen vinden is in dit verband onvoldoende. Van Logis.P had op zijn minst kunnen worden verwacht dat zij inzicht verschaft in de toepasselijke arbeidsmarkt, hetgeen zij heeft nagelaten.

4.20. Met inachtneming van het voorgaande en bij gebreke van een andersluidende berekening van de zijde van Logis.P, volgt de kantonrechter de vergelijking die [...] heeft gemaakt tussen de verwachte inkomsten op basis van de verwachte contractduur bij Logis.P en het daadwerkelijk gegenereerde inkomen over diezelfde periode, resulterend in het door [...] gestelde bedrag van € 21.000,= aan inkomensschade. Dit bedrag zal de kantonrechter toewijzen.

Immateriële schade

4.21. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Artikel 6:106, lid 1 onder sub b, BW verleent een recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. Onder laatstgenoemde categorie vallen onder andere ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en onrechtmatige inbreuken op (andere) persoonlijkheidsrechten. De Hoge Raad heeft aanvaard dat schending van een fundamenteel recht als zodanig een grond kan vormen voor het aannemen van een recht op schadevergoeding, zonder dat sprake hoeft te zijn van fysiek of geestelijk letsel (zie voor schending van eerbiediging van de woning Hoge Raad 9 juli 2004 (Groningse oudejaarsrellen), ECLI:NL:HR:2004:AO772 en voor schending van het zelfbeschikkingsrecht Hoge Raad 18 maan 2005 (Wrongful life), ECLI:NL:HR:2005:AR5213).

4.22. In dit geval heeft Logis.P inbreuk gemaakt op het recht van [...] om niet te worden gediscrimineerd op grond van geslacht. Het recht op gelijke behandeling is onder andere neergelegd in artikel 1 van de Grondwet, de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en verschillende internationale verdragen. Dit recht is een fundamenteel recht van de burger en bepaalt mede de inhoud van het persoonlijkheidsrecht in privaatrechtelijke rechtsverhoudingen. De kantonrechter is van oordeel dat aantasting van een zo fundamenteel recht als gelijke behandeling ook moet worden aangemerkt als een aantasting in de persoon die erkenning verdient in de vorm van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106, lid 1 onder sub b, BW.

4.23. Bij de vaststelling van de hoogte van die vergoeding moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de geschonden norm en de (ernst) van de gevolgen daarvan. Hierbij is de rechter niet gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast. De rechter dient bij de begroting tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, een en ander met inachtneming van de sedert de uitspraak opgetreden geldontwaarding. Bovendien stelt het HvJ EU stelt als eis dat op discriminatie een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie staat (HvJ EG 2 augustus 1993 (Marshall), ECLI:EU:C:1993:335 en HvJ EG 22 april 1997 (Draehmpachl), ECLI:EU:C:1997:208), waarbij een volledige vergoeding van de geleden schade voldoende is en de afschrikwekkende werking niet zo ver hoeft te gaan als een punitieve schadevergoeding (HvJ EU 17 december 2015 (Arjona Camacho), ECLI:EU:C:2015:831). Artikel 6:106 BW biedt voldoende ruimte om met deze Europese eisen rekening te houden.

4.24. De exacte omvang van de immateriële schade die [...] door de handelwijze van Logis.P heeft geleden laat zich niet eenvoudig begroten. In dit geval wordt begroting nog verder bemoeilijkt omdat [...] niet heeft toegelicht, bijvoorbeeld aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van haar geval en/of jurisprudentie en literatuur, waarom in dit geval een immateriële schadevergoeding van € 10.000,= op zijn plaats is. Met inachtneming van de omstandigheden die de kantonrechter wel bekend zijn wordt als volgt overwogen. Door te handelen gelijk zij heeft gedaan heeft Logis.P een gelijkebehandelingsnorm geschonden, die fundamenteel van aard is. Aan de bescherming van deze norm komt zowel in onze nationale rechtsorde als in de internationale rechtsorde een aanzienlijk gewicht toe. Schending van deze norm heeft [...] in haar persoonlijkheidsrecht aangetast en heeft haar rechtsgevoel gekrenkt. Gelet hierop en met inachtneming van de bedragen die eerder door de Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen van discriminatie en schending van andere fundamentele rechten zijn toegekend (waaronder Gerechtshof Amsterdam 18 maart 1993, ECLI:NL:GHAMS:193:AG0475 en Gerechtshof Leeuwaren 4 augustus 1999, ECLI:NL:GHLEE:1999:AA1048, waarin voor discriminatie op grond van geslacht bij sollicitatie respectievelijk discriminatie bij sollicitatie door vigerend voorkeursbeleid een bedrag van ƒ 5000,= is toegewezen, en Rechtbank Midden-Nederland 8 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:2329, waarin wegens eigen schuld 50% van € 8000.= is toegewezen voor inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een veroordeelde zedendelinquent door openbaarmaking van het nieuwe woonadres), rekening houdend met de sinds die uitspraken opgetreden geldontwaarding, acht de kantonrechter het billijk om [...] een bedrag van € 5000.= aan immateriële schadevergoeding toe te kennen. In het verweer van Logis.P ligt niet besloten dat een dergelijk bedrag onredelijk is of gezien de omstandigheden niet van Logis.P gevergd zou kunnen worden.

Wettelijke rente

4.25. De gevorderde wettelijke rente over de schadebedragen is door Logis.P niet weersproken en komt voor toewijzing in aanmerking, met dien verstande dat de ingangsdatum voor de wettelijke rente over de toegewezen bedragen zal worden bepaald op de datum van dagvaarding, zijnde 21 mei 2015.

Buitengerechtelijke kosten

4.26. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal – mede gelet op het verweer van Logis.P en de aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. [...] heeft immers niet voldoende gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [...] vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.

Slotsom

4.27. De kantonrechter komt tot de slotsom dat de gevorderde verklaring voor recht moet worden toegewezen. Voorts zal Logis.P worden veroordeeld om aan [...] te betalen een bedrag van € 21.000,= aan inkomensschade en € 5000.= aan immateriële schadevergoeding.

4.28. Logis.P zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [...] worden tot op heden begroot op € 1360,19, bestaande uit € 94,19 aan dagvaardingskosten, € 466,= griffierecht en € 800,= aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 400,=). De gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.

5. De beslissing

De kantonrechter

5.1. verklaart voor recht dat Logis.P onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst van [...] na 1 oktober 2013 niet te verlengen,

5.2. veroordeelt Logis.P om aan [...] te voldoen een bedrag van € 21.000,= aan inkomensschade en een bedrag van € 5000,= aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 21 mei 2015 tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt Logis.P in de kosten van de procedure, aan de zijde van [...] tot op heden begroot op € 1360,19, te vermeerderen met een bedrag van € 100,= aan nakosten indien en voor zover Logis.P deze kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet,

5.4. verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 5.2 en 5.3 opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Noot

Op 31 mei 2016 gaf minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het startsein voor een campagne tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. Uit de jaarcijfers van het College voor de Rechten van de Mens van het jaar 2015 en vijf recente uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat ongelijke behandeling van zwangere vrouwen een structureel probleem is.1 Eerder onderzoek toonde aan dat gebrek aan kennis over wat wel en niet mag als het gaat om zwangerschap en werk hieraan ten grondslag ligt.

In 2015 ontving het College voor de Rechten van de Mens ruim 600 vragen over zwangerschapsdiscriminatie en 38 verzoeken om een uitspraak.2

Ook in 2016 is een gestage stroom uitspraken gewezen, waarin sprake was van een weigering van verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wegens zwangerschap.

Weigering van verlenging van de arbeidsovereenkomst op grond van zwangerschap is in strijd met het verbod op discriminatie op grond van geslacht. De minister wil de handhaving van dit verbod verbeteren. Op dit moment zijn er beperkte sancties op dit verbod mogelijk.

Een ontslag kan nadelige gevolgen hebben voor de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de werkneemster tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie.3 Reden waarom zwangere werkneemsters extra bescherming genieten tegen ontslag. Zo is er sprake van een ontslagverbod tijdens zwangerschap en het bevallingsverlof4 en een ontslagverbod wegens zwangerschap.5 Indien deze verboden worden geschonden kan dit leiden tot vernietigbaarheid van de opzegging. De weigering om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen kan ook een nadelig gevolg hebben voor de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de werkneemster tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. Het ontslagverbod tijdens zwangerschap is echter niet van toepassing op een weigering om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen.6 In het Melgar-arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet gelijkgesteld kan worden met ontslag. Het Hof van Justitie heeft in het Melgar-arrest ook geoordeeld dat een weigering om te verlengen wel in strijd kan komen met het discriminatieverbod op grond van geslacht omdat zij gelijk gesteld kan worden aan het niet aangaan van een arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap. In het Kuso-arrest7 heeft het Hof van Justitie herhaald dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel niet kan worden gelijkgesteld met ontslag. Naar mijn mening oordeelt de kantonrechter derhalve terecht dat het Kuso-arrest geen verandering brengt in de betekenis van het Melgar-arrest. Het Hof van Justitie geeft in het Kuso-arrest wel een ruimere toepassing aan het verbod om onderscheid te maken op grond van geslacht bij ontslag, door dit verbod toe te passen op een overeenkomst voor bepaalde tijd. In het Kuso-arrest ging het om het maken van onderscheid bij het bepalen van een einddatum van de overeenkomst voor bepaalde tijd en niet, zoals in het Melgar-arrest, om onderscheid bij de weigering van een verlenging.

De kantonrechter leidt uit het Kuso-arrest af dat het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap niet gelijkgesteld wordt aan het opzeggen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap. Hieruit volgt dat de sanctie van vernietiging van de opzegging dus ook niet van toepassing is. In het Kuso-arrest geeft het Hof van Justitie ook aan dat ‘ontslag’ ingeval van verboden onderscheid ruim moet worden opgevat. Uit het arrest kan derhalve ook worden afgeleid dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ook ‘ontslag’ is. De vraag is welk effect deze redenering op de onderhavige zaak zou hebben gehad. Een niet rechtsgeldige opzegging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden vernietigd. Door de terugwerkende kracht van de vernietiging volgt herstel van de arbeidsovereenkomst. Doen alsof geen verboden onderscheid is gemaakt, leidt echter in het geval sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de termijn is verstreken, niet tot een verlenging van de arbeidsovereenkomst. De einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verandert daardoor immers niet. Welke sanctie is dan wel mogelijk?

In deze uitspraak is het feit dat niet de eisende partij, de werkneemster, moest bewijzen dat zij slachtoffer was geworden van verboden onderscheid, maar de werkgever moest aantonen dat dat niet zo was op zich niet opvallend omdat het hier gaat om discriminatie. De hoofdregel ‘Wie stelt, moet bewijzen’ gaat hier niet op. Deze omkering van de bewijslast is gebaseerd op artikel 19 Richtlijn 2006/54 en artikel 10 AWGB. Indien werkneemster feiten aanvoert die onderscheid wegens zwangerschap kunnen doen vermoeden, moet de werkgever bewijzen dat niet in strijd met het verbod is gehandeld. Werkgever slaagde er niet in dit vermoeden te ontkrachten.

Dan komen we toe aan het sanctioneren van de overtreding van het verbod.8 Volgens het Hof van Justitie kan de sanctie bestaan uit het alsnog aanbieden van de functie9 en uit het toekennen van een schadevergoeding.10 Het Hof heeft verder geoordeeld dat de schadevergoeding niet slechts uit een symbolisch bedrag mag bestaan, maar dat de volledige schade vergoed moet worden, inclusief verlies van (toekomstig) inkomen en rente.11

In Nederland kan een werkneemster door het College voor de Rechten voor de Mens laten vaststellen dat sprake was van verboden onderscheid naar geslacht. Het College voor de Rechten van de Mens legt echter geen sancties op. Werkneemster zal zelf een vordering moeten indienen bij de kantonrechter.

Werkneemster heeft haar vordering tot schadevergoeding gebaseerd op onrechtmatige daad. De werkneemster kan zich mogelijk ook beroepen op strijd met goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) of met de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW). In niet aan discriminatie gerelateerde zaken waar het ging om het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst in strijd met gedane toezeggingen wordt de vordering ook wel op strijd met goed werkgeverschap of op wanprestatie gebaseerd. Een vordering tot vernietiging van het ontslag en verzoek om loondoorbetaling is niet mogelijk aangezien een werkgever niet gedwongen kan worden om tegen zijn wil een (nieuwe) arbeidsovereenkomst aan te gaan. Dit betekent dat de sanctie beperkt is tot het vorderen van schadevergoeding. De kantonrechter heeft schadevergoeding toegewezen op grond van onrechtmatige daad. De reden daarvoor is dus dat er geen sprake was van een discriminatie-ontslag maar van het op discriminatoire gronden niet aanbieden van een nieuw contract. Maar aangezien het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst zijn oorzaak vond in de zwangerschap van de werkneemster, leverde dit een verboden onderscheid naar geslacht op, hetgeen onrechtmatig was jegens de werkneemster.

Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet Gelijke Behandeling volgt dat indien de werkgever aansprakelijk wordt geacht voor discriminatie, hij verplicht is de schade te vergoeden, waarbij het kan gaan om zowel vermogensschade als om immateriële schade.12 Vergoeding van immateriële schade bij verboden onderscheid kan worden gebaseerd op artikel 6:106 BW zonder dat bewijs geleverd hoeft te worden dat sprake is van aantasting in de persoon.13 In arbeidsrechtelijke zaken worden vorderingen tot betaling van immateriële schadevergoeding niet vaak toegewezen. Hierdoor zijn de sancties vaak niet effectief. Uit Richtlijn 2006/54/EG en onder meer het arrest-Marschall14 en Draehmpaehl volgt dat de sanctie op discriminatie doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig moet zijn. Het uitgangspunt moet zijn dat de werkelijke schade moet worden vergoed. Bij een contract voor bepaalde tijd is het echter lastig inschatten wat de daadwerkelijke schade is.

Om de schade vast te stellen werd uitgegaan van de inschatting van de werkneemster dat het dienstverband bij voortzetting nog vijf jaar zou hebben geduurd. De schade werd begroot op het verschil tussen de verwachte inkomsten van de werkneemster in die periode en het daadwerkelijk door haar gegenereerde inkomen. Dit resulteerde in een bedrag van € 21.000,= aan toegewezen inkomensschade. Daarnaast werd een bedrag van € 5000,= toegewezen aan immateriële schadevergoeding (‘smartengeld’). De kantonrechter heeft geoordeeld dat dit in lijn is met vergelijkbare zaken. Om de sanctie meer effect te geven zou het bedrag aan immateriële schade naar boven bijgesteld moeten worden.

De minister heeft meer aandacht gevraagd voor het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt. Mijn inziens werkt het effectiever als er concretere sancties aan het individuele arbeidsrecht worden toegevoegd waaraan rechtszekerheid kan worden ontleend. Om discriminatie in Nederland tegen te gaan, zal er dus meer rechtszekerheid moeten komen. Te denken valt aan een verplichte verlenging van de arbeidsovereenkomst tot na het bevallingsverlof of een forfaitair minimumbedrag aan immateriële schadevergoeding.15

De Wet werk en zekerheid heeft al een positieve invloed op het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Nu is immers ook bij het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een transitievergoeding verschuldigd. Nadeel is echter dat niet iedereen waarvan de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wordt verlengd recht heeft op een transitievergoeding. Er bestaat alleen recht op een dergelijke vergoeding als sprake is geweest van een dienstverband van 24 maanden of langer. Ook artikel 7:673 lid 9 BW kan bijdragen aan een effectiever sanctiebeleid. Op grond van artikel 7:673 lid 9 BW kan de rechter in bepaalde gevallen een additionele vergoeding toekennen aan werkneemster. Dit staat los van de duur van het dienstverband. Volgens de memorie van toelichting16 kan daarbij gedacht worden aan een situatie waarin sprake is van discriminatie.

De Wet werk en zekerheid biedt al meer sanctiemogelijkheden bij het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wegens zwangerschap, dan voor de invoering van deze wet mogelijk was. Dat is een positieve ontwikkeling, maar ik vraag mij af of dit voldoende is. Ik ben van mening dat een hoge(re) minimale (forfaitaire) immateriële schadevergoeding een meer afschrikwekkend effect zal sorteren.

E.M.C. Melis, De Voort advocaten

Voetnoten

1
Persbericht College voor de Rechten van de Mensen d.d. 1 juni 2016, www.mensenrechten.nl/berichten/zwangerschapsdiscriminatie-structureel-probleem-dat-meer-aandacht-verdient.
2
Persbericht College voor de Rechten van de Mensen d.d. 1 juni 2016, www.mensenrechten.nl.
3
HvJ 30 juni 1998, zaak C-394/96 (Brown), r.o. 18.
4
Artikel 7:670 BW.
5
Artikel 7:646 lid 1 jo. lid 5 sub b BW.
6
Zie Melgar-arrest, HvJ EG, 4 oktober 2001, C-438/99, «JAR» 2001/219.
7
Kuso-arrest, HvJ EU 12 september 2013, nr. C-614/11, NJ 2014/4.
8
Zie ook A. Zwanenberg in TAP 2015 (7) artikel 315 voor een uiteenzetting van de wijze waarop in de (rechts)praktijk invulling wordt gegeven aan de verschillende wettelijke remedies bij discriminatoir handelen.
9
Uit het arrest Von Colson en Kamann (HvJ EG 10 april 1984, zaak 14/83, Jur. 1984) volgt dat het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie niet verlangt dat de werkgever verplicht wordt om met de gediscrimineerde werknemer een (nieuwe) arbeidsovereenkomst te sluiten.
10
HvJ EG, 2 augustus 1993, «JAR» 1993/208, (Marschall II).
11
HvG EG 22 april 1997, «JAR» 1997/152 (Draehmpaehl).
12
Handelingen II 1978/79, p. 5811.
13
HR 9 juli 2004, NJ 2005/391.
14
HvJ EG, 2 augustus 1993, «JAR» 1993/208, (Marschall II) en HvG EG 22 april 1997, «JAR» 1997/152 (Draehmpaehl).
15
Zie ook A. Zwanenburg in TAP 2015 (7) artikel 315. In Remedies voor de gediscrimineerde sollicitatie. Perfect fit for the job of ‘heb nog even gekeken, is niks’ is een rechtsvergelijking gemaakt met Duitsland en Engeland. Daaruit blijkt dat in Duitsland en Engeland meer rechtszekerheid is die bijdraagt aan een meer effectieve, evenredige en doeltreffende sanctie op overtredingen van het discriminatieverbod.
16
Kamerstukken II 2013/14, 3818, 3, p. 34.
Instantie Kantonrechter Rechtbank Overijssel zp Zwolle
Datum uitspraak26-04-2016
PublicatieJIN 2016/165 (Sdu Jurisprudentie in Nederland), aflevering 8, 2016
Annotator
  • E.M.C. Melis
ECLIECLI:NL:RBOVE:2016:2937
Zaaknummer4433264 CV EXPL 15-6087
Overige publicaties
  • ECLI:NL:RBOVE:2016:2937
RechtsgebiedArbeidsrecht
Rubriek Arbeidsrecht
Rechters
  • mr. Willemse
Partijen [...],
wonende te ’t Loo, gemeente Oldenbroek,
eisende partij, hierna te noemen [...],
gemachtigde: mr. A.E. Doornbos,
tegen
de besloten vennootschap Logis.P B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen Logis.P,
gemachtigde: mr. J.L. Souman.
Regelgeving
  • BW Boek 6 - 97
  • BW Boek 6 - 106
  • BW Boek 6 - 162
  • BW Boek 7 - 646