1. Berekening referte-eis WW, 1.1. Algemeen(Werkloosheid)
Deze paragraaf is bijgewerkt tot 16 februari 2015
Wekeneis
Recht op WW-uitkering ontstaat voor de werknemer als hij voldoet aan de wekeneis. De werknemer moet in 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste werkloosheidsdag in ten minste 26 kalenderweken minimaal één arbeidsuur per kalenderweek hebben gewerkt als werknemer (artikel 17 WW).
Periode van 36 kalenderweken
Voor de vaststelling van de periode van 36 kalenderweken worden de volgende kalenderweken buiten beschouwing gelaten:
a. weken waarin de werknemer door ziekte of arbeidsongeschiktheid niet kon werken (zie ook Beleidsregels UWV aansluiting WW-beoordeling op WAO- en WIA-beoordeling);
b. weken waarin de werknemer ander werk dan als werknemer, bijvoorbeeld als zelfstandige, heeft verricht en hij op grond van artikel 8 WW de hoedanigheid van werknemer heeft herkregen;
c. de werknemer als gevolg van onbetaald verlof geen arbeid heeft verricht, voor maximaal 78 kalenderweken; of
d. de werknemer geen arbeid heeft verricht omdat hij recht had op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (art. 17a, lid 1, WW).
Ten minste 26 kalenderweken
Voor de vaststelling van het aantal van 26 kalenderweken tellen arbeidsuren in een kalenderweek slechts mee, als die uren betrekking hebben op:
a. de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos is geworden; en
b. één of meer dienstbetrekkingen waarvoor de onder a genoemde dienstbetrekking in de plaats is gekomen, en
c. die dienstbetrekkingen niet al eerder hebben geleid tot het ontstaan van een recht op WW-uitkering of een WIA-WGA-uitkering (art. 17a, lid 2, WW).
Afwijking van de periode van 36 of 26 kalenderweken
Voor bepaalde groepen…