Naar de inhoud

25 jaar risicoaansprakelijkheid voor personen en zaken (1992-2017)

1. Inleiding

Risicoaansprakelijkheid als bedoeld in afd. 6.3.2 BW - ook wel kwalitatieve aansprakelijkheid - kan worden omschreven als een aansprakelijkheid in hoedanigheid (kwaliteit), zónder aan te knopen bij ‘foutief’ gedrag van de aansprakelijke zelf. Dit in tegenstelling tot aansprakelijkheid op grond van afd. 6.3.1 BW, die steeds is gefundeerd op een eigen ‘fout’. Afd. 6.3.2 BW vestigt aansprakelijkheid voor het schadeveroorzakende gedrag van een ander of voor schade veroorzaakt door zaken, stoffen en dieren. Laatstgenoemde aansprakelijkheden rusten steeds op iemand die gezien zijn hoedanigheid of kwaliteit in een bijzondere relatie tot de schadeveroorzakende persoon of zaak staat. Onder het regime van het OBW (1838-1992) was kwalitatieve aansprakelijkheid dun gezaaid. Het ging uiteindelijk om slechts drie risicoaansprakelijkheden, te weten die voor ondergeschikten (art. 1403 lid 3OBW), dieren (art. 1404 OBW) en gebouwen (art 1405 OBW). Met de invoering van het huidige BW in 1992 vond met afd. 6.3.2 BW een forse uitbreiding van kwalitatieve aansprakelijkheid plaats. Voor wat betreft de aansprakelijkheid voor personen waren ‘nieuw’ een aansprakelijkheid voor kinderen tot veertien jaar (art. 6:169 lid 1 BW),2 zelfstandige hulppersonen (art. 6:171 BW) en vertegenwoordigers (art. 6:172 BW). ‘Nieuw’ op het gebied van zaken waren de algemene aansprakelijkheid voor roerende zaken (art. 6:173 BW), de aansprakelijkheid voor openbare wegen, leidingen en die van de erfpachter (art. 6:174 lid 2 BW…