Naar de inhoud

Annoteren

Het leveren van commentaar op wetteksten en uitspraken van rechters past in een traditie die al eeuwen oud is.1 Denk aan de Digesten van Justinianus en de commentaren van de glossatoren en post-glossatoren. Het leveren van commentaar op teksten in de vorm van op- en aanmerkingen is niet een traditie van uitsluitend juristen. Dat gebruik was algemener, ook – bij voorbeeld – geschiedkundigen deden het. Een amusant overzicht van annotaties op dat gebied geeft Anthony Grafton in zijn in 1997 verschenen boekje: The Footnote, a curious history.2

1. Oorsprong van de jurisdische ‘noot’ in moderne zin

De bron van de juridische annotatie zoals wij die nu kennen, ligt in de 19e eeuw. Wat Nederland betreft gaat de traditie terug tot Van Boneval Faure die, zo schrijft C.J.H. Jansen, mag worden gezien als ‘de oervader van alle Nederlandse annotatoren’.3 Van Boneval Faure was hoogleraar burgerlijk procesrecht in Leiden. Vanaf het midden van de jaren 60 van de negentiende eeuw schreef hij, in een tijdschrift waarvan hij redacteur was, commentaren bij arresten van de Hoge Raad. Van Boneval Faure werd geïnspireerd door Franse juristen, waar de praktijk van het annoteren al wat langer bestond. Wie meer wil lezen over de Franse oorsprong van de annotatie verwijs ik naar Vrankens bewerking van het Algemeen deel uit de Asser-serie.4

Wat de annotaties onder arresten op fiscaal gebied betreft gaat de gewoonte terug tot de jaren ’20 van de vorige eeuw. Toen begon P.J.A. Adriani, later hoogleraar in het belastingrecht aan de UvA, …