Art. - De overeenkomst tot arbitrage: wat zet je er in?
Arbitrage is een van de meest voorkomende vormen van alternatieve geschilbeslechting. Door exclusief te kiezen voor arbitrage doen partijen afstand van hun recht op toegang tot de overheidsrechter, reden waarom die keuze vrijwillig en ondubbelzinnig moet geschieden.1
1. Inleiding
De keuze voor arbitrage moet blijken uit een overeenkomst tot arbitrage.2 Op die wijze kunnen partijen zich verbinden om toekomstige geschillen aan arbitrage te onderwerpen. Dan spreekt men van een arbitraal beding.3 Ook kan arbitrage worden overeengekomen nadat een geschil is ontstaan. Dan spreekt men van een compromis.4 Hoewel de overeenkomst tot arbitrage in beginsel vormvrij is, kan zij ingevolge artikel 1021 Rv alleen worden bewezen door een geschrift.5
Ik ben nu benieuwd wat u denkt van het volgende arbitraal beding:
“Alle geschillen die voortvloeien uit en/of verband houden met deze overeenkomst mogen worden beslecht door middel van arbitrage overeenkomstig het reglement van het Instituut voor Arbitrage in Rotterdam. Hoger beroep van de uitspraak kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.”
Ook al leest dit beding best aardig, ik zie drie bezwaren. In de eerste plaats is verdedigbaar dat de arbitrage niet exclusief is vanwege het woord ‘mogen’. Dan kunnen partijen ook nog de gewone rechter adiëren. In de tweede plaats bestaat er geen ‘Instituut voor Arbitrage’ in Rotterdam. Wel kent men in Rotterdam het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). Tot slot kunnen partijen niet in hoger beroep bij de overheidsrechter van een arbitraal vonnis.6 Nu zult u wel gniffelen. Wellicht denkt u zelfs: ‘Prutsers. Wie verzint nou zoiets?’ Maar vergis u niet. In de praktijk lopen procedures…