Naar de inhoud

Art. - De vaststellingsovereenkomst en het echtscheidingsconvenant: een (on)gelukkig huwelijk?

Zijn de bepalingen van het vermogensrecht en meer in het bijzonder die van de vaststellingsovereenkomst (artikel 7:900 BW) in volle omvang van toepassing op echtscheidingsconvenanten? In het artikel wordt betoogd dat dat zeker niet voor alle regelingen in het convenant kan worden gezegd en dat per regeling gekeken moet worden wat daarvan de eventuele aantastingsmogelijkheden zijn.

Vaststellingsovereenkomst1

Om de rechten en verplichtingen in verband met de gevolgen van een echtscheiding te regelen, kiezen de voormalige echtelieden (althans hun adviseurs) vaak voor een vastlegging van de gemaakte afspraken door middel van een vaststellingsovereenkomst. Nu past daar onmiddellijk een relativering bij. Het komt namelijk regelmatig voor dat partijen in de veronderstelling zijn dat een overeenkomst waarin deze afspraken worden vastgesteld, dan ook daarmee een – volgens de wet gedefinieerde – vaststellingsovereenkomst is. Dat is – vanuit juridische oogpunt beschouwd – onjuist. Een overeenkomst waarin afspraken worden vastgelegd is niet per definitie en automatisch een vaststellingsovereenkomst.

Bij een vaststellingsovereenkomst2 ex artikel 7:900 BW nemen partijen – teneinde onzekerheid of geschil te voorkomen of te beëindigen – door hun overeenkomst samen een bindende beslissing over die onzekerheid of dat geschil (of dragen dat op aan één of meerdere partijen of aan een derde). Deze beslissing voorkomt of beëindigt het geschil, dat wil zeggen zij zet uiteen wat de rechtsverhouding of rechtstoestand dient te zijn. Deze nieuwe rechtsverhouding of rechtstoestand is de vaststelling. Partijen verplichten zich bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst om de door de beslissing bedoelde rechtstoestand (de vaststelling) tot stand te brengen.3 Een van de kernelementen bij de vaststellingsovereenkomst is de ‘onzekerheid’. Deze is subjectief van aard…