Artikel 15 SW: de direct opeisbare geldlening
Samenvatting
In dit artikel zal worden ingegaan op het nieuwe artikel 15 Successiewet 1956 (hierna: SW). Het betreft het wetsvoorstel 31930 dat op 1 januari 2010 in werking is getreden. Eerst wordt de achtergrond geschetst, waarna alle aspecten van dit artikel worden behandeld, mede aan de hand van praktijkvoorbeelden. Aan het slot volgt een korte conclusie.
Tekst
1. Artikel 15 SW
Voor het gemak van de lezer geef ik hierbij artikel 15 SW weer, waarbij ik tussen haakjes de paragrafen weergeef waarin ik op het betreffende onderdeel van de tekst inga:
1. Van een geldlening (3) die geen rente draagt, of een rente draagt die lager is dan het percentage, bedoeld in artikel 21, dertiende lid (4), en welke lening rechtens dan wel in feite direct opeisbaar is (5) of dat op enig moment wordt (6), wordt de schuldeiser vanaf de dag waarop de lening opeisbaar wordt voor de toepassing van deze wet geacht van dag tot dag (7) een vruchtgebruik aan de schuldenaar te hebben geschonken.
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op een geldlening die direct of indirect aan een natuurlijk persoon is verstrekt door een natuurlijk persoon die daarbij niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf (8).
2. Achtergrond
De reden voor invoering van dit artikel kan niet beter weergegeven worden dan in de woorden van de staatssecretaris in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 31 930, nr. 3):
Op grond van het civiele giftbegrip, waar de Successiewet 1956 als hoofdregel bij aansluit, is het verstrekken van een renteloze direct…