Naar de inhoud

Besluit adelijke titels en kwalificatien


Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Gelet op art. 65 der grondwet, op art. 259 van het lijfstraffelijk wetboek, mitsgaders op de wet van den 6den Maart 1818 (staatsblad no. 12);

Willende aan zoodanige Onzer onderdanen, wier verzoeken om erkenning of inlijving in den nederlandschen adelstand, door Ons, zijn toegestaan, of die, door Ons, tot den adelstand verheven, en met adelijke titels begunstigd zijn, het genot dier vergunningen op eene regelmatige wijze verzekeren;

Gezien de adressen van eenige ridderschappen;

Gelet op de adviezen van den Hoogen Raad van Adel;

Gezien de rapporten van Onze Ministers van Binnenlandsche zaken en Waterstaat en van Justitie;

Den Raad van State gehoord;

Hebben besloten en besluiten:

Artikel 1

Aan al de hoven en regtbanken, de ambtenaren van den burgerlijken stand, de notarissen en alle andere openbare beambten, hoe ook genaamd, wordt uitdrukkelijk bevolen, om, in hunne akten, aan de personen, daarin voorkomende, toeteschrijven de adelijke titels of kwalificatien waarmede zij, door Ons, zijn erkend of begiftigd, zoo dat dezelve personen in alle authentieke stukken, niet anders, dan met de hun toekomende titels en kwalificatien worden aangeduid; verbiedende Wij daarentegen uitdrukkelijk aan de voormelde hoven, regtbanken, ambtenaren van den burgerlijken stand, notarissen en aan alle andere openbare beambten, om in hunne akten eenige adelijke titels of kwalificatien toetekennen aan personen, welke daarmede, door Ons, niet erkend of begiftigd zijn.

Artikel 2

Ten einde aan het bepaalde bij art. 1 behoorlijk kunne worden voldaan, zal de Hooge Raad van Adel Ons, in eene alphabetische orde ingerigt, voorleggen algemeene lijsten van de personen of geslachten, wier titels en adeldom op zijne registers zijn ingeschreven, en wel zoodanig ingerigt dat dezelve bevatten:

  1. 1°.

    den naam, de voornamen en de woonplaats van den titularis,

  2. 2°.

    den titel en het prædikaat waartoe dezelve geregtigd is, en

  3. 3°.

    den titel en het prædikaat welke daaruit, ten behoeve van de leden van zijn geslacht, het zij reeds gedurende het leven van den titularis, het zij na deszelfs overlijden voortvloeijen.

Dezelve lijsten zullen, door middel van het staatsblad, de vereischte publiciteit verkrijgen, en zulks tot narigt van elk en een iegelijk, en inzonderheid van alle openbare beambten.

Artikel 3

Aan zoodanige adelijke personen of familien, welke zich nog niet tot bevestiging of erkenning van hunnen adeldom hebben aangemeld, of die reeds bij den Hoogen Raad van Adel zijnde ingeschreven, mogten vermeenen eene billijke aanspraak te kunnen maken op andere titels, dan die waaronder zij op de registers van dat kollegie bekend staan, wordt verleend een termijn van zes maanden, te rekenen van de dagteekening van Ons tegenwoordig besluit, ten einde zich tot zoodanige bevestiging, erkenning of verandering in de registers, bij den Hoogen Raad van Adel, aantemelden.

Artikel 4

De Hooge Raad van Adel zal Ons, successivelijk, de adressen aanbieden van alle zoodanige personen of familien die zich, ingevolge de in art. 3 voorkomende vergunning, bij hem zullen hebben aangemeld, en zulks met bijvoeging van zijne consideratien op die adressen respectivelijk, ten einde Wij (na zoo veel noodig de belanghebbenden in de gelegenheid te hebben gesteld, om nog nader hun beweren te staven) daarop zouden kunnen disponeren, zoo als Wij zullen oordeelen te behooren.

Artikel 5

De Hooge Raad van Adel zal wijders Ons, van tijd tot tijd, van alle zoodanige personen en familien, wier titels of adeldom, ten gevolge der bepalingen, voorkomende in de beide voorgaande artikelen, op zijne registers zijn ingeschreven, mitsgaders van al de genen, die door Ons, bij vervolg, in den nederlandschen adelstand ingelijfd, of tot den adelstand verheven, of met adelijke titels begunstigd mogten worden, en even zeer op voorz. registers mogten zijn ingeschreven, aanvullingslijsten aanbieden, ten einde, daaromtrent, te worden gehandeld in gelijken voege als bij art. 2 is bepaald.

Onze Minister van Justitie en de Hooge Raad van Adel, zijn belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit, hetwelk in het staatsblad zal worden geplaatst; wordende voorts alle gestelde magten die zulks aangaat, en inzonderheid Onze officieren bij de hoven en regtbanken gelast, om aan de bepalingen van dit besluit de hand te houden.

Gegeven in ’s Gravenhage, den 26sten Januari des jaars 1822, en van Onze regering het negende.

Willem

Van wege den Koning,
J. G. de Mey van Streefkerk