Cessie, subrogatie, hoofdelijke aansprakelijkheid, verrekening en financiële overeenkomsten in Rome I
1. Cessie en contractuele subrogatie: art. 14
verbintenisrechtelijke aspecten
Art. 14 heeft betrekking op cessie en contractuele subrogatie2 van een vordering.3 Met betrekking tot de verbintenisrechtelijke aspecten leidt art. 14 tot dezelfde resultaten als art. 12 EVO. De betrekkingen tussen cedent en cessionaris worden op grond van art. 14 lid 1 beheerst door het recht dat ingevolge Rome I op de tussen hen bestaande overeenkomst van toepassing is: het zogenaamde cessiestatuut. De titel die ten grondslag ligt aan de overeenkomst tot cessie wordt beheerst door art. 14 lid 1. Een dergelijke titel is bijvoorbeeld een factoringovereenkomst. De zinsnede in art. 14 lid 1 ‘ingevolge deze verordening’ betekent dat eerst moet worden nagegaan of partijen een rechtskeuze hebben gemaakt. Is dat niet het geval, dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht dat van toepassing is op grond van art. 4, leden 2 tot en met 4. De in art. 4 lid 2 genoemde ‘kenmerkende prestatie’ is de overdracht van de vordering. Dit leidt ertoe dat, indien art. 4 leden 3 en 4 niet van toepassing zijn, het recht van het land waar de cedent zijn gewone verblijfplaats heeft, de betrekkingen tussen de cedent en de cessionaris beheerst. Steffens merkt op dat dit alleen bij de cessie ter incasso anders zou zijn, omdat in dat geval het innen door de cessionaris de kenmerkende prestatie zou zijn en de cedent een geldsom aan de cessionaris betaalt voor bewezen diensten.4 Het is op zichzelf juist dat bij cessie ter incasso de cedent een geldsom aan de cessionaris betaalt voor bewezen diensten. …