Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 131 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)
Commentaar is bijgewerkt tot 08-05-2017 door mr. M.C.T. Burgers en mr. P.A.M. Witteveen
Artikel 131 Tekst van de hele regeling
De rechtbank, binnen welker rechtsgebied de vennootschap haar woonplaats heeft, neemt kennis van alle rechtsvorderingen betreffende de overeenkomst tussen de naamloze vennootschap en de bestuurder, daaronder begrepen de vordering bedoeld bij artikel 138 van dit Boek, waarvan het bedrag onbepaald is of € 25.000 te boven gaat. Dezelfde rechtbank neemt kennis van verzoeken als bedoeld in artikel 685 van Boek 7 betreffende de in de eerste zin genoemde overeenkomst. De zaken, bedoeld in de eerste en tweede volzin, worden niet behandeld en beslist door de kantonrechter.
A: Inleiding
Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Absolute competentie
Hoewel de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van zaken betreffende een arbeidsovereenkomst (artikel 93 sub c Rv), geldt dat rechtsvorderingen en (ontbindings)verzoeken in verband met de overeenkomst tussen de vennootschap en de statutair bestuurder door de rechtbank worden behandeld.
Indien tussen partijen in geschil is of de bestuurder ook daadwerkelijk door het bevoegde orgaan benoemd is tot statutair bestuurder, dan zal de rechter bij de beantwoording van de bevoegdheidsvraag uit moeten gaan van de stellingen van de eiser of verzoeker in de procedure. Dit volgt uit het Hoge Raad arrest Mooij Verf/De Waard.1 De in de dagvaarding of het verzoekschrift gestelde grondslag bepaalt de bevoegdheid van de rechter en dus de te kiezen rechtsingang. Indien de rechtsvordering of het verzoek een arbeidsovereenkomst betreft en er niets wordt gesteld over de (al dan niet vermeende) statutaire bestuurderspositie, dan is de kantonrechter bevoegd.
Ook na verlies van de vennootschapsrechtelijke positie van de statutair bestuurder blijft de rechtbank de bevoegde rechter inzake rechtsvorderingen en verzoekschriften met betrekking tot arbeidsrechtelijke aangelegenheden (opzegtermijn, concurrentiebeding, ontslagvergoeding, et cetera) tussen betrokken bestuurder en de vennootschap (Atlantic Nominees/Van den Elshout).2 Loopt na een ontslagbesluit van de algemene vergadering de arbeidsovereenkomst door (vanwege een wettelijk opzegverbod of een partijafspraak) dan blijft voor een ontbindingsverzoek de rechtbank de bevoegde instantie. Deze regel geldt niet als de vennootschapsrechtelijke positie en de arbeidsrechtelijke positie niet bij dezelfde vennootschap worden bekleed. In dat geval is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van een ontbindingsverzoek ex artikel 7:671b BW en artikel 7:671c BW.
De vraag of deze absolute competentie van de rechtbank beperkt is in tijd, is nog niet beantwoord. Bij de beëindiging van een dienstverband met een werknemer die tot bijvoorbeeld tien jaar terug statutair bestuurder was is dus onduidelijk of de vennootschap zich met een ontbindingsverzoek ex artikel 7:671b of 7:671c BW nog altijd tot de rechtbank zal moeten wenden. Dat lijkt niet voor de hand te liggen.
C.2: Relatieve competentie
In dit kader geldt dat de rechtbank van de woonplaats (artikel 1:10 BW en artikel 1:14 BW) van de vennootschap de relatief bevoegde rechter is. Als woonplaats geldt de plaats waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft. De woonplaats van de statutair bestuurder is dus (ook) niet relevant als deze als gedaagde of verweerder optreedt. Uit de parlementaire geschiedenis bij artikel 1:14 BW valt op te maken dat woonplaats ook kan inhouden de plaats waar een vennootschap haar kantoor houdt. Dit is nader omschreven als het centrum van de bedrijfswerkzaamheden. Dat houdt in dat de bedrijfsvestiging wel voldoende materiële substantie dient te hebben, wil de rechtbank van de vestigingsplaats van die bedrijfsvestiging bevoegd zijn. Voor vorderingen en verzoeken die verband houden met rechtshandelingen en overeenkomsten die op een bedrijfsvestiging betrekking hebben, is de rechtbank van de vestigingsplaats van die bedrijfsvestiging in ieder geval bevoegd.
D: Jurisprudentie uitgebreid
Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 131.
F: Literatuurverwijzing
- Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme, De naamloze en besloten vennootschap 2-II*, Deventer: Kluwer 2009.