Behoudens beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de vennootschap.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 239 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)
Commentaar is bijgewerkt tot 08-05-2017 door mr. M.C.T. Burgers en mr. P.A.M. Witteveen
Artikel 239 Tekst van de hele regeling
De statuten kunnen bepalen dat een met name of in functie aangeduide bestuurder meer dan één stem wordt toegekend. Een bestuurder kan niet meer stemmen uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen.
Besluiten van het bestuur kunnen bij of krachtens de statuten slechts worden onderworpen aan de goedkeuring van een ander orgaan van de vennootschap.
De statuten kunnen bepalen dat het bestuur zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van een ander orgaan van de vennootschap. Het bestuur is gehouden de aanwijzingen op te volgen, tenzij deze in strijd zijn met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
Bij de vervulling van hun taak richten de bestuurders zich naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming.
Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang bedoeld in lid 5. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen. Bij ontbreken van een raad van commissarissen, wordt het besluit genomen door de algemene vergadering, tenzij de statuten anders bepalen.
A: Inleiding
In artikel 2:239 BW zijn bepalingen opgenomen die zien op het bestuur van de vennootschap. In het eerste lid is de taak van het bestuur als orgaan van de vennootschap geregeld; in lid 5 is de norm voor het handelen van de individuele bestuurder vastgelegd. Sinds 1 januari 2013 is een nieuwe regeling voor tegenstrijdig belang opgenomen in artikel 2:239 BW. De oude regeling stond in (het thans vervallen) artikel 2:256 BW.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Taak bestuur en norm handelen bestuurders
Het bestuur is belast met het vaststellen en uitvoeren van het dagelijkse beleid. Bovendien is het verantwoordelijk voor het uitzetten en vaststellen van de strategie.1 Het is de taak van de RvC – indien ingesteld – toezicht te houden op te taakvervulling door het bestuur. De statutair bestuurders dienen zich bij de vervulling van hun taak te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. In de uitvoering van zijn taken dient het bestuur in zijn besluitvorming rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen, waaronder werknemers, schuldeisers, aandeelhouders, et cetera.
C.2: Bestuursautonomie en instructierecht
Binnen het kader van de wet en de statuten van de onderneming is het bestuur gerechtigd zijn taak (dagelijks beleid en strategie) naar eigen goeddunken in te vullen. Het bestuur is sinds 1 oktober 2012, door invoering van het nieuwe bv-recht, gehouden aanwijzingen op te volgen van een orgaan dat daartoe op basis van de statuten bevoegd is, tenzij het vennootschappelijk belang zich hiertegen verzet (artikel 2:239 lid 4 BW). De bestuursautonomie van de statutair bestuurder van een bv kan dus onder het nieuwe bv-recht aanmerkelijk ingeperkt worden. De feitelijke macht die een aandeelhouder aldus op het feitelijk in de vennootschap te voeren beleid kan uitoefenen was reeds door de Hoge Raad erkend in zijn arrest Sobi/Hurks;2 daar is dus een mogelijkheid tot een instructiebevoegdheid (mits statutair geregeld) bij gekomen. Indien het bestuur een instructie niet opvolgt zonder dat het vennootschappelijk belang een dergelijke weigering rechtvaardigt, kan het bestuur onbehoorlijke taakvervulling worden verweten. (Interne) aansprakelijkheid ligt dan op de loer voor de statutair bestuurder (artikel 2:9 BW). Een risico voor een statutair bestuurder dat zich eerder zal verwezenlijken is ontslag. De algemene vergadering heeft op grond van artikel 2:244 BW de bevoegdheid de statutair bestuurder vennootschapsrechtelijk en arbeidsrechtelijk te ontslaan. Dat geeft de statutair bestuurder een zekere impuls instructies van de algemene vergadering niet (zonder goede reden) naast zich neer te leggen. Doet hij dat wel, dan zou een gebrek aan vertrouwen in zijn functioneren kunnen ontstaan bij de algemene vergadering. De drempel voor de algemene vergadering tot het nemen van een ontslagbesluit zal dan niet hoog meer zijn. Aan de andere kant kan de statutair bestuurder zijn oren ook niet te veel laten hangen naar de wensen en instructies van de algemene vergadering, omdat dan het gevaar bestaat dat niet gehandeld wordt in het belang der vennootschap (met inachtneming van de belangen van alle stakeholders) en de bestuurder in het verlengde daarvan een verhoogd risico loopt op persoonlijke aansprakelijkheid (artikel 2:9 BW en artikel 2:248 BW). Zie over deze materie Zaal en Bennaars.3
Statuten kunnen onderwerpen aanwijzen die onderworpen zijn aan het goedkeuringsrecht van de algemene vergadering.
Hoewel de algemene vergadering de werkgeversrol namens de vennootschap vervult als het gaat om de bezoldiging van de bestuurder, kan zij geen gebruik maken van het instructierecht ex artikel 7:660 BW. Het bestuur dient weliswaar aan de algemene vergadering verantwoording af te leggen voor het door hem gevoerde beleid, maar het bestuur is niet verplicht de algemene vergadering vooraf in zijn besluitvorming te betrekken als het gaat om handelingen waartoe het bestuur bevoegd is.
C.3: Tegenstrijdig belang
In het zesde lid van artikel 2:239 BW is bepaald dat indien een bestuurder een direct of indirect persoonlijk tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap, hij niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming ten aanzien van het desbetreffende onderwerp. Handelt een bestuurder in strijd met deze bepaling, dan is sprake van een besluit dat tot stand is gekomen in strijd met bepalingen die het tot stand komen van een besluit regelen zoals bedoeld in artikel 2:15 BW. Het besluit is daarmee vernietigbaar. Of een bestuurder een tegenstrijdig belang heeft ten opzichte van de vennootschap moet worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval. Van een tegenstrijdig belang is sprake indien de statutair bestuurder niet in staat kan worden geacht het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld statutair bestuur mag worden verwacht. De regeling van lid 6 heeft slechts interne werking.4 Derden kunnen zich dus niet op naleving van deze regel beroepen. Zij kunnen evenmin de vernietiging van een besluit inroepen dat in strijd met de tegenstrijdig belangregeling is genomen, tenzij een redelijk belang kan worden aangetoond (artikel 2:15 lid 3 sub a BW).
D: Jurisprudentie uitgebreid
HR 13 juli 2007, NJ 2007, 434, ECLI:NL:HR:2007:BA7970 (ABN AMRO);overname situatie leidt niet tot wijziging van bevoegdheden verdeling tussen bestuur en algemene vergadering. Bestuur moet zich ook in overname situatie richten naar het vennootschappelijk belang.
HR 29 juni 2007, NJ 2007, 420, ECLI:NL:HR:2007:BA0033 (Kombex/Bruil; m.nt. Maeijer);tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:256 BW; maatstaf.
HR 21 december 2001, «JOR» 2002/38, ECLI:NL:HR:2001:AD4499 (Sobi/Hurks);tenzij de statuten van de dochtermaatschappij anders bepalen, heeft het bestuur van de moedermaatschappij niet de bevoegdheid bindende instructies te geven aan het bestuur van de dochter. Dat neemt niet weg dat een moedermaatschappij die houdster is van alle aandelen in een dochter, het feitelijk in haar macht heeft de naleving van door haar aan het bestuur van die dochter gegeven richtlijnen en aanwijzingen met betrekking tot het te volgen beleid af te dwingen, in het uiterste geval door de bestuurders te ontslaan en te vervangen.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 239.
F: Literatuurverwijzing
- Asser/Maeijer, Van Solinge & Nieuwe Weme, De naamloze en besloten vennootschap 2-II*, Deventer: Kluwer 2009, nr. 412.
- Zaal, I. en Bennaars, J.H., 'De BV-bestuurder beklemd', TAO 2015, nr. 1, p. 19 - 25.
- Sterk, S.J., ‘Belangenverstrengeling bij bestuurders: Balanceren bij de uitoefening van de fiduciaire bestuurstaak’, Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming 2015/2, p. 57-68.