Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 285 (OR-algemeen)


Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door mr. G.J.C. Rensen

Artikel 285 Tekst van de hele regeling

1.

Een stichting is een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken.

2.

Indien de statuten een of meer personen de bevoegdheid geven in de vervulling van ledige plaatsen in organen van de stichting te voorzien, wordt zij niet uit dien hoofde aangemerkt leden te kennen.

3.

Het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben.

A: Inleiding

De stichting wordt het meest duidelijk omschreven als een rechtspersoonlijkheid bezittend doelvermogen. Een omschrijving die zij (zowel in Nederland als in vele andere landen) van oudsher heeft. Zij bestaat, van oorsprong, in wezen uit niets anders dan een vermogen waaraan een bepaalde bestemming is gegeven. Het beheer over dat vermogen berust bij een bestuur. Het doel waarvoor het vermogen is of wordt bijeengebracht, wordt in de statuten die de stichting bij haar oprichting meekrijgt omschreven terwijl ook de grenzen waarbinnen het bestuur kan en mag handelen eveneens in diezelfde statuten staan. Men zij er overigens op opmerkzaam dat tegen de omschrijving ‘doelvermogen’ theoretische bezwaren bestaan: men spreekt in dit verband liever over een organisatie die rechtspersoonlijkheid heeft, met een bepaald doel en een bepaalde organisatie die aan die entiteit de benaming ‘stichting’ heeft gegeven. Zie hierover…