Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 375 (OR-algemeen)


Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door prof. mr. H. Beckman

Artikel 375 Tekst van de hele regeling

1.

Onder de schulden worden afzonderlijk opgenomen:

  1. obligatieleningen, pandbrieven en andere leningen met afzonderlijke vermelding van de converteerbare leningen;

  2. schulden aan banken;

  3. ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen voor zover niet reeds op actiefposten in mindering gebracht;

  4. schulden aan leveranciers en handelskredieten;

  5. te betalen wissels en cheques;

  6. schulden aan groepsmaatschappijen;

  7. schulden aan rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de rechtspersoon of waarin de rechtspersoon een deelneming heeft, voor zover niet reeds onder f vermeld;

  8. schulden ter zake van belastingen en premiën van sociale verzekering;

  9. schulden ter zake van pensioenen;

  10. overige schulden.

2.

Bij elke in lid 1 vermelde groep van schulden wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan een jaar, met aanduiding van de rentevoet daarover. Voor het totaal van de in lid 1 vermelde schulden wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan vijf jaar.

3.

Voor het totaal van de in lid 1 genoemde groepen, wordt aangegeven voor welke schulden zakelijke zekerheid is gesteld en in welke vorm dat is geschied. Voorts wordt medegedeeld ten aanzien van welke schulden de rechtspersoon zich, al dan niet voorwaardelijk, heeft verbonden tot het bezwaren of niet bezwaren van goederen, voor zover dat noodzakelijk is voor het verschaffen van het in artikel 362 lid 1 bedoelde inzicht.

4.

Aangegeven wordt tot welk bedrag schulden in rang zijn achtergesteld bij de andere schulden; de aard van deze achterstelling wordt toegelicht.

5.

Is het bedrag waarmee de schuld moet worden afgelost hoger dan het ontvangen bedrag, dan mag het verschil, mits afzonderlijk vermeld, uiterlijk tot de aflossing worden geactiveerd.

6.

Het bedrag wordt vermeld dat de rechtspersoon op leningen die zijn opgenomen onder de schulden met een resterende looptijd van meer dan een jaar, moet aflossen tijdens het boekjaar, volgend op dat waarop de jaarrekening betrekking heeft.

7.

Bij converteerbare leningen worden de voorwaarden van conversie medegedeeld.

A: Inleiding

In dit wetsartikel worden de vereiste uitsplitsingen van schulden en de daarbij te vermelden gegevens vermeld. Het hierover bepaalde is van overeenkomstige toepassing in de geconsolideerde jaarrekening (artikel 2:410 lid 5 BW).

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 375.

C: Kernproblematiek

C.1: Uitsplitsing schulden (lid 1)

De in lid 1 opgenomen uitsplitsing van schuldcategorieën is een materiële indeling. De door een BV, NV, bank, verzekeringsmaatschappij, beleggingsmaatschappij en maatschappij voor collectieve belegging en effecten aan te houden indeling staat in het Besluit modellen jaarrekening.

C.2: Langlopende en kortlopende schulden (lid 2 en lid 6))

Bij elke schuldcategorie als bedoeld in lid 1 moet worden vermeld tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan een jaar met aanduiding van de rentevoet daarover. Van het totaal van alle in lid 1 vermelde schulden moet afzonderlijk worden vermeld tot welk bedrag de resterende looptijd langer is dan 5 jaar. Schulden aan buiten de groep staande verbonden maatschappijen (art. 2:361 lid 4 BW) moeten ook afzonderlijk worden vermeld. Mogen schuldcategorieën worden samengevoegd, dan geldt het opgemerkte voor die categorieën die samengevoegd zijn en voor die categorieën die afzonderlijk vermeld moeten worden (zie C.1).

De bedragen waarvoor geldt dat de resterende looptijd hooguit een jaar is, worden aangemerkt als kortlopende schulden. Onder de kortlopende schulden vallen ook de schulden waarvan de looptijd hooguit een jaar is en schulden waarvoor geen looptijd is afgesproken (waaronder ook schulden in rekeningcourant). Aflossingsverplichtingen in het eerstkomende jaar op langlopende schulden moeten afzonderlijk blijken (lid 6).

Is het Besluit modellen jaarrekening van toepassing, dan moet de splitsing langlopend en kortlopend in de balans blijken. Voor de aflossingen in het eerstkomende jaar is er dan de keuze: hetzij rubriceren onder langlopende schulden met vermelding van de aflossingen eerstkomend jaar in de toelichting hetzij afzonderlijk rubriceren– als eerste post – van de kortlopende schulden, met indien van toepassing uitsplitsing in de toelichting, hetzij uitgesplitst in de afzonderlijke kortlopende schuldcategorieën.

Is de rechtspersoon niet of niet tijdig in staat bepaalde schulden af te lossen dan leidt dit in beginsel niet tot een wijziging van de rubricering van de schuld. De situatie waarin niet (tijdige) nakoming leidt tot een vervroegde aflossing, is een uitzondering op deze hoofdregel. Een schuld onder een bepaalde ontbindende voorwaarde is een schuld die moet worden opgenomen in de balans aangezien de verplichting van betaling bestaat tenzij de voorwaarde intreedt. Gaat het om een schuld onder een opschortende voorwaarde dan zal deze schuld moeten worden vermeld in de toelichting (zie artikel 2:381 lid 1 BW). Treedt de voorwaarde in dan zal hij moeten worden opgenomen in de balans onder – afhankelijk van de termijn – kortlopende of langlopende schulden. Indien de kans op vervulling van de opschortende voorwaarde aannemelijk is, wordt eveneens tot passivering overgegaan.

C.3: Zekerheden en toezeggingen daaromtrent (lid 3)

Per groep van de in lid 1 vermelde schulden moet worden opgegeven tot welk bedrag van de gepassiveerde schulden goederenrechtelijke zekerheden zijn gesteld en de vorm ervan. Ook moet worden vermeld voor welke schulden al dan niet voorwaardelijk toezeggingen zijn gedaan tot het bezwaren of niet bezwaren van goederen voor zover nodig voor het in art. 362 lid 1 BW bedoelde inzicht. Gedacht kan worden aan een cessiebelofte, positieve hypotheekverklaring, negatieve hypotheekverklaring e.d. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de vermelding van dergelijke toezeggingen niet verplicht is indien niets erop wijst dat de rechtspersoon aan de grens van zijn kredietwaardigheid komt.

C.4: Achtergestelde schulden (lid 4)

Een achterstelling is een tussen een schuldenaar en schuldeiser gesloten overeenkomst die kortweg bepaalt dat de vordering van die schuldeiser jegens alle of bepaalde andere schuldeisers een lagere rang neemt dan op grond van de wet hem toekomt (zie artikel 3:277 lid 2 BW). In artikel 2:375 lid 4 BW gaat het om een generieke achterstelling, m.a.w. een achterstelling voor terugbetaling en rentebetaling ten opzichte van de bestaande en toekomstige schulden. Naast de vermelding in de toelichting is het ook toegestaan een afzonderlijke rubriek achtergestelde schulden op de balans op te nemen met inachtneming van de uitsplitsing als bedoeld in lid 1. Deze afzonderlijke rubriek komt tussen de voorzieningen en de schulden in.

C.5: Leningen met disagio (lid 5)

Een rechtspersoon heeft de keuze de lening op te nemen tegen het te ontvangen bedrag met ten laste van het resultaat oprenting over de looptijd of op te nemen tegen het aflossingsbedrag. In het laatste geval moet onder de overlopende activa het disagio worden opgenomen (disagio ontstaat in geval van uitgifte tegen minder dan de nominale waarde en is alleen bij de NV toegestaan – zie in dit verband artikel 2:80 lid 2 BW); het bedrag moet afzonderlijk worden vermeld. Daarop moet over de looptijd van de lening worden afgeschreven.

C.6: Converteerbare leningen (lid 7)

Bij converteerbare leningen moeten in de toelichting de volledige conversievoorwaarden worden vermeld. Zie tevens de opmerking bij artikel 2:373 BW, C3.

C.7: a Omvangsafhankelijke jaarrekeningregimes

Het Besluit modellen jaarrekening geldt niet voor een rechtspersoon met klein jaarrekeningregime (artikel 2:395a BW). Voor de schulden (artikel 2:375 lid 1 BW) kan in dit regime moet één totaal worden volstaan (artikel 2:395a lid 4 BW); de overige leden van artikel 2:375 BW mogen buiten beschouwing blijven. In het klein jaarrekeningregime (artikel 2:396 BW) kan volstaan worden met het bedrijf van de schulden als bedoeld in artikel 2:364 BW met inachtneming van de balansmodellen volgens het Besluit modellen jaarrekening en de opgaaf in artikel 2:375 lid 2 BW met weglating van de rentevoet, evenals de opgaaf in lid 3 van artikel 2:375 BW (artikel 2:396 lid 3 BW).

C.8: b Groepsregime

Een tot een groep van een andere maatschappij behorende rechtspersoon die bevoegd is zijn jaarrekening in te richten met gebruikmaking van het groepsregime (artikel 2:403 BW), mag van het bepaalde in artikel 2:375 BW afwijken.

C.9: EU IFRS

Als een jaarrekening volgens EU IFRS is ingericht, is artikel 2:375 BW niet van toepassing. Vollegheidshalve merk ik op dat in EU IFRS het kan voorkomen dat prefente aandelen onder de schulden moeten worden gerubriceerd (zie C.2 bij art. 2:373 BW), ook is er de mogelijkheid dat in converteerbare obligatieleningen de 'equilty component' uit het bedrag van de schulden wordt gehaald met toevoeging ervan aan het eigen vermogen (zie C.3 bij art. 2:373 BW).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 375.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser/Maeijer & Kroeze 2-I*, Rechtspersonenrecht De rechtspersoon, Deventer: Wolters Kluwer, 2015, nr 532.
  • Assink, B.F. en W.J. Slagter, Compendium Ondernemingsrecht (Deel 2), negende druk, Deventer: Kluwer 2013, § 132.1.
  • Beckman H., Hoofdlijnen van het jaarrekeningenrecht, tweede druk, bewerkt door H. Beckman en E.A. Marseille, Deventer: Kluwer, 2013.
  • Beckman, H. en F. Krens (red.), Compendium voor de jaarrekening (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, paragrafen 4.6.7-4.6.9.
  • Buijn, F.K. en P.M. Storm, Ondernemingsrecht BV en NV in de praktijk, Deventer: Kluwer, 2013, § 15.3.2.
  • Heijden, E.J.J. en Grinten, W.C.L. van der, bewerkt door P.J. Dortmond, Handboek voor de Naamloze en de Besloten Vennootschap, Deventer: Kluwer, 2013, nr. 321.1.
  • Kiersch, E.D.G. in: T&C Ondernemingsrecht, T&C, zevende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2014, aantekeningen bij art. 2:375 BW.