Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vier maanden door de algemene vergadering op grond van bijzondere omstandigheden, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt het deze voor de leden ter inzage ten kantore van de vereniging. Binnen deze termijn legt het bestuur ook het bestuursverslag ter inzage voor de leden, tenzij de artikelen 396 lid 7 of 403 voor de vereniging gelden.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 49 (OR-algemeen)
Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door prof. mr. H. Beckman
Artikel 49 Tekst van de hele regeling
De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en door de commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene vergadering die het bestuur uiterlijk een maand na afloop van de termijn doet houden. Vaststelling van de jaarrekening strekt niet tot kwijting aan een bestuurder onderscheidenlijk commissaris.
Artikel 48 lid 1 is niet van toepassing op de vereniging bedoeld in artikel 360 lid 3. Artikel 48 lid 2 is hierop van toepassing met dien verstande dat onder stukken wordt verstaan de stukken die ingevolge lid 1 worden overgelegd.
Een vereniging als bedoeld in artikel 360 lid 3 mag ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves een tekort slechts delgen voor zover de wet dat toestaat.
Onze Minister van Economische Zaken kan desverzocht om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de verplichting tot het opmaken, het overleggen en het vaststellen van de jaarrekening. Afdeling 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op deze verzoeken tot ontheffing.
A: Inleiding
Dit artikel bevat regels omtrent het opmaken, ondertekenen, ter inzageleggen voor leden, overleggen aan de ledenvergadering, en vaststellen van de jaarrekening van een vereniging waarop het bepaalde in artikel 2:360 lid 3 BW van toepassing is. De bepalingen omtrent de inrichting van de jaarrekening met bestuursverslag zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 49.
C: Kernproblematiek
Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op verenigingen die één of meer ondernemingen in stand houden en waarop artikel 2:360 lid 3 BW van toepassing is. De bepalingen omtrent het opmaken van de jaarrekening (lid 1), ondertekening (lid 2), decharge (lid 3) en ontheffing (lid 6) gelden ook voor de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Zie de artikelen 2:101 en 2:210 BW voor een bespreking van deze bepalingen. Van belang is echter wel dat de in lid 1 genoemde termijnen afwijken van het bepaalde in de artikelen 2:101 en 2:210 BW.
Op het bestuur van een vereniging als bedoeld in artikel 2:360 lid 3 BW rust de verplichting om de jaarrekening binnen zes maanden na het einde van het boekjaar op te maken , behoudens statutair kortere termijn. Wegens bijzondere omstandigheden kan de algemene vergadering de opmaaktermijn verlengen. De maximale verlengingstermijn is bij de Wet van 30 september 2015, inwerkingtreding 1 november 2015, ingekort van vijf tot vier maanden. Als de jaarrekening is opgemaakt, moet deze worden ondertekend door bestuurders en – als zij er zijn – commissarissen. Ontbreekt de handtekening dan moet de vereniging de reden daarvan vermelden (artikel 2:49 lid 2 BW). Binnen de, zonodig verlengde, opmaaktermijn moeten de jaarrekening en het bestuursverslag ten kantore van de vereniging ter inzage van leden worden gelegd. De terinzagelegging van het bestuursverslag geldt, niet indien de vereniging valt onder het micro jaarrekeningregime, dan wel het groepsregime. Die regimes gelden niet voor een vereniging die een organisatie van openbaar belang is als bedoeld in artikel 2:398 lid 7 BW. Zij gelden ook niet voor beleggingsmaatschappijen een maatschappijenvoor collectieve beleggingen ineffecten (artikel 2:398 lid 3 BW) en kunnen in bijzondere wetgeving zijn uitgesloten, zoals bij pensioenfondsen.
Op grond van het bepaalde in lid 3 dient het bestuur er voor te zorgen dat binnen één maand na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn een algemene vergadering wordt gehouden waarin besloten wordt tot vaststelling van de jaarrekening. Artikel 2:48 lid 2 BW is van overeenkomstige toepassing.
De overeenkomstige toepassing betekent dat indien de vereniging geen raad van commissarissen heeft en de jaarrekening niet wordt gecontroleerd door een accountant als bedoeld in artikel 2:393 BW de algemene vergadering een commissie bestaande uit leden moet benoemen die de jaarrekening moet onderzoeken. Zie verder de bespreking van artikel 2:48 lid 2 BW.
Op grond van het bepaalde in lid 5 mogen tekorten niet ten laste van de wet voorgeschreven reserves worden geboekt, tenzij een wettelijke bepaling een dergelijke afboeking toestaat. Een onderschrijving van 'door de wet voorgeschreven reserves' is in lid 5 niet opgenomen. Daardoor is niet duidelijk of bedoeld wordt op reserves die als zodanig in Boek 2 BW zijn bestempeld of alleen in Titel 9 van Boek 2 BW, dan wel ook in andere wetten. Voor wordt aangenomen dat het gaat om reserves die als zodanig zijn bestempeld in Boek 2 BW. Omdat op de jaarrekening van een artikel 49-vereniging Titel 9 van Boek 2 BW van toepassing is, wordt dan aangenomen dat met 'door de wet voorgeschreven reserves' bedoeld worden de in artikel 2:373 lid 4 BW benoemde 'wettelijke reserves', zijnde reserves die moeten worden aagehouden ingevolge in dat lid benoemde wetsartikelen. Ook het begrip 'tekort' is in artikel 2:49 lid 5 BW niet omschreven. Vaak wordt dit begrip gezien als een synoniem van 'verlies'. Die duiding is echter te beperkt.
Het is voorstelbaar dat door overmacht een jaarrekening niet kan worden opgemaakt, niet aan de algemen vergadering kan worden voorgelegd en daardoor ook niet kan worden vastgeteld. Om die reden is bepaald dat aan de Minister van Economische Zaken om gewichtige redenen ontheffing van deze verplichting kan worden verzocht. Tegen een afwijzende beschikking staan bezwaar (bij de minister), beroep (bestuurskamer rechtbank) en hoger beroep (Raad van State) open op de wijze als bepaald in de Awb.
Een verleende ontheffing houdt geen ontheffing van het opstellen van het bestuursverslag in, ingericht conform het bepaalde in artikel 2:391 BW, behoudens inrichtingsopstelling (artikelen 2:395a, 2:396 en 2:403 BW).
Ingaande 1 januari 2012 is in artikel 2:49 lid 6, tweede volzin BW opgenomen dat afdeling 4.1.3.3 Awb op deze ontheffingsverzoeken van toepassing is. Ongetwijfeld is bedoeld dat § 4.1.3.3 Awb (artikelen 4:20a-4:20f Awb) van toepassing is, aangezien een afdeling 4.1.3.3 Awb niet bestaat. In § 4.1.3.3 Awb is onder meer bepaald dat als op de aanvraag niet tijdig is beslist, de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven; deze treedt in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn (artikel 4:20b Awb). De van rechtswege gegeven beschikking moet binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven door het bestuursorgaan bekend worden gemaakt, met vermelding dat de beschikking van rechtswege is gegeven (artikel 4:20c Awb).
D: Jurisprudentie uitgebreid
Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 2 artikel 49.
F: Literatuurverwijzing
- Asser/Rensen 2-III*, Overige rechtspersonen, negende druk Deventer: Kluwer, 2012, nr 166.
- Assink, B.F. en Slagter, W.J. Compendium Ondernemingsrecht (Deel 2), negende druk, Deventer: Kluwer, 2013, § 129.
- Beckman, H. en F. Krens (red.), Compendium voor de jaarrekening (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, hoofdstuk 2.1.
- Beckman, H., De mythe van de décharge, TVVS, 1994/5, p. 113-117.
- Groene serie, Rechtspersonen (losbl.), Deventer: Wolters Kluwer, commentaar op art. 2:49 BW.
- Raaijmakers, M.J.G.C., Ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer 2006.
- Rensen G.J.C., in: T&C Ondernemingsrecht, zevende druk, Wolters Kluwer, 2014, aantekeningen bij art. 2:49 BW.