C.1: Dienst van de informatiemaatschappij
In artikel 3:15d lid 3 BW wordt het begrip ‘dienst van de informatiemaatschappij’ gedefinieerd. Zoals blijkt uit overweging 18 van de Richtlijn inzake elektronische handel is het online verkopen van goederen ook een dienst van de informatiemaatschappij.
De dienst dient gewoonlijk tegen vergoeding te worden verricht. De vergoeding hoeft niet afkomstig te zijn van de afnemer van de dienst. Ook indien de dienstverlener zijn inkomsten van een derde krijgt, zoals bijvoorbeeld bij banners op een website het geval is, kan er sprake zijn van een dienst van de informatiemaatschappij. Een website waarop een onderneming die een economische activiteit uitoefent slechts zijn diensten voorstelt, moet ook worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij. Voorts moet de dienst op afstand worden verricht. Daarbij kan worden gedacht aan diensten verricht door middel van internet, e-mail of mobiele telefonie inclusief sms. Het vereiste dat de dienst op individueel verzoek van de afnemer wordt verricht, heeft tot gevolg dat diensten die worden verricht door middel van omroepsignalen (televisie en radio) worden uitgesloten van de regels die van toepassing zijn op diensten van de informatiemaatschappij. Denk aan het aanbieden van een product in een televisieprogramma. De eis in artikel 3:15d BW dat partijen niet gelijktijdig op dezelfde plaats aanwezig zijn, is niet opgenomen in de Richtlijn inzake elektronische handel. Op grond van deze eis valt bijvoorbeeld niet onder het begrip ‘dienst van de informatiemaatschappij’ de situatie dat een klant online een reis boekt op het kantoor van een reisbureau. Tot slot wordt opgemerkt dat de bepalingen van de wet in beginsel zowel van toepassing zijn op relaties tussen twee ondernemingen als op relaties tussen een onderneming en een consument.
C.2: Informatie over dienstverlener
De dienstverlener moet op grond van artikel 3:15d lid 1 sub b BW gegevens verstrekken, met inbegrip van zijn elektronische postadres, die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken. In zijn arrest van 16 oktober 2008 (zie onder jurisprudentieoverzicht) legt het Hof van Justitie deze bepaling als volgt uit. De dienstverlener moet aan de afnemers naast zijn e-mailadres een andere snelle, rechtstreekse en effectieve communicatiemethode aanbieden, zoals een telefoonnummer. Naast de telefonie bestaan er andere vormen van communicatie die aan de criteria van rechtstreekse en effectieve communicatie voldoen, zoals persoonlijk contact ten kantore van de dienstverlener of telefax. Onder ‘rechtstreeks’ dient te worden verstaan communicatie zonder tussenpersoon. Een echte dialoog, zoals bij telefonisch contact, is niet noodzakelijk om aan dit criterium te voldoen. Een communicatie voldoet aan het criterium ‘effectief’ als de juiste informatie wordt verkregen binnen een termijn die strookt met de behoeften en gewettigde verwachtingen van de afnemer. Een elektronisch contactformulier op de website van de dienstverlener is ook een middel dat de mogelijkheid tot rechtstreekse en effectieve communicatie biedt, mits de dienstverlener de door de afnemer gestelde vragen binnen een termijn van 30 tot 60 minuten beantwoordt. In het uitzonderlijke geval dat een afnemer geen verbinding heeft met internet, kan hij echter niet via het elektronisch contactformulier communiceren met de dienstverlener. In dat geval moet de dienstverlener op verzoek van de afnemer een niet-elektronische communicatiemethode toegankelijk maken, zodat de afnemer, na aanvankelijk langs elektronische weg in contact te zijn getreden met de dienstverlener, op een andere wijze effectief met de dienstverlener kan blijven communiceren.
Voor zover de dienstverlener is ingeschreven in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register, moet hij op grond van artikel 3:15d lid 1 sub c BW melding maken van het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register. Dit biedt de wederpartij de mogelijkheid om de gegevens die in het betreffende register over de dienstverlener zijn opgeslagen, te raadplegen.
Dienstverleners die zijn onderworpen aan een vergunningstelsel, zoals financiële ondernemingen, moeten op grond van artikel 3:15d lid 1 sub d BW de gegevens over de toezichthouder bekendmaken. Een ieder kan bij de betreffende toezichthouder aan de hand van het openbare register controleren of een dienstverlener ook daadwerkelijk over een vergunning beschikt. Bovendien biedt dit klanten van de betreffende dienstverleners de mogelijkheid bij klachten over of opmerkingen ten aanzien van de dienstverlener zich te wenden tot de toezichthouder. De verplichting geldt niet voor instellingen die gekwalificeerde elektronische certificaten afgeven aan het publiek en zich daarvoor krachtens artikel 2.1 lid 5 Tw dienen in te schrijven bij de ACM. (Zie Sdu Commentaar Vermogensrecht, artikel 3:15a BW en 15b BW.) Er is in dat geval geen sprake van een vergunningstelsel (
Kamerstukken I 2003/04, 28 197, nr. C, p. 3).
Dienstverleners die een gereglementeerd beroep uitoefenen, zijn op grond van artikel 3:15d lid 1 sub e BW verplicht aan te geven bij welke beroepsvereniging zij zijn ingeschreven, wat hun beroepstitel is en in welke lidstaat van de EU de betreffende titel is toegekend. Tevens dient hun website een verwijzing te bevatten naar de beroepsregels die in Nederland van toepassing zijn en de wijze van toegang tot deze beroepsregels. Te denken valt aan advocaten die diensten van de informatiemaatschappij verrichten. Wat betreft de verwijzing naar de beroepsregels kan worden volstaan met een hyperlink naar de pagina van de website van de beroepsvereniging waar de betreffende regels zijn gepubliceerd (
Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 3, p. 39). Op grond van artikel 1 lid 5 sub d de Richtlijn inzake elektronische handel is deze verplichting niet van toepassing op activiteiten van notarissen, voor zover deze activiteiten in direct verband staan met de uitoefening van de publieke taken, zoals het verlijden van een transportakte voor de levering van een onroerend goed.
De dienstverlener moet op grond van artikel 3:15d lid 1 sub f BW zijn BTW-identificatienummer, als bedoeld in artikel 2a lid 1 onder g Wet op de Omzetbelasting 1968, opgeven. Deze verplichting geldt uiteraard alleen indien de dienst van de informatiemaatschappij is onderworpen aan BTW.
De hiervoor beschreven gegevens moeten op grond van artikel 3:15d lid 1 BW permanent op gemakkelijke en rechtstreekse wijze toegankelijk worden gemaakt. De gegevens kunnen via een hyperlink op de website van de dienstverlener ter beschikking worden gesteld. Deze hyperlink moet dan wel gemakkelijk te vinden zijn, bijvoorbeeld achter een knop met de tekst ‘over ons’ op een prominente plaats op de startpagina van de website. In verband met de mogelijkheid van deeplinken via een andere website of een hyperlink via een e-mail, is het wenselijk om de betreffende knop op iedere pagina van de website te zetten. Van deeplinken is sprake als een gebruiker van internet door het aanklikken van een hyperlink op een andere pagina een website binnenkomt dan de startpagina van die website. Wordt gebruikgemaakt van een hyperlink, dan moeten de gegevens met weinig klikken kunnen worden gevonden.
C.3: Informatie over prijzen en kosten
Artikel 3:15d lid 2 BW heeft betrekking op de prijzen en kosten van diensten van de informatiemaatschappij. De gegevens dienen duidelijk en ondubbelzinnig te worden aangegeven, met de uitdrukkelijke vermelding of, en zo mogelijk welke, belasting en leveringskosten daarbij zijn inbegrepen. De toevoeging ‘en zo mogelijk welke’ komt in de Richtlijn inzake elektronische handel niet voor. Daarbij geldt dat de verplichting tot vermelding van de belasting die is inbegrepen in de prijs, tevens de verplichting inhoudt om te vermelden welke belasting niet is inbegrepen (
Kamerstukken I 2003/04, 28 197, nr. C, p. 3). Dientengevolge zal een aanbieder van een abonnement het tarief van het abonnement moeten vermeld, de periodiciteit waarmee deze vergoeding is verschuldigd en of het tarief exclusief of inclusief BTW is. Indien de hoogte van de prijs afhankelijk is van één of meer variabelen, dan kan worden volstaan met het weergeven van de berekeningswijze van de prijs, zoals ‘tien eurocent per minuut’.