Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 15d (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 13-02-2018 door mr. F.M. van Peski

Artikel 15d Tekst van de hele regeling

1.

Degene die een dienst van de informatiemaatschappij verleent, maakt de volgende gegevens gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk voor degenen die gebruik maken van deze dienst, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of toegankelijk te maken:

  1. zijn identiteit en adres van vestiging;

  2. gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken, met inbegrip van zijn elektronische postadres;

  3. voor zover hij in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven: het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register;

  4. voor zover een activiteit aan een vergunningsstelsel is onderworpen: de gegevens over de bevoegde toezichthoudende autoriteit;

  5. voor zover hij een gereglementeerd beroep uitoefent:

    • de beroepsvereniging of -organisatie waarbij hij is ingeschreven,

    • de beroepstitel en de lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte waar die is toegekend,

    • een verwijzing naar de beroepsregels die in Nederland van toepassing zijn en de wijze van toegang daartoe;

  6. voor zover hij een aan de BTW onderworpen activiteit uitoefent: het btw-identificatienummer zoals bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onder g, van de Wet op de Omzetbelasting 1968.

2.

De dienstverlener geeft aanduidingen van prijzen in een dienst van de informatiemaatschappij duidelijk en ondubbelzinnig aan, met de uitdrukkelijke vermelding of, en zo mogelijk welke, belasting en leveringskosten daarbij inbegrepen zijn.

3.

Onder dienst van de informatiemaatschappij wordt verstaan elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst wordt verricht zonder dat partijen gelijktijdig op dezelfde plaats aanwezig zijn. Een dienst wordt langs elektronische weg verricht indien deze geheel per draad, per radio, of door middel van optische of andere elektromagnetische middelen wordt verzonden, doorgeleid en ontvangen met behulp van elektronische apparatuur voor de verwerking, met inbegrip van digitale compressie, en de opslag van gegevens.

A: Inleiding

Artikel 3:15d BW vloeit voort uit artikel 5 Richtlijn inzake elektronische handel.1 Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd door middel van de Aanpassingswet Richtlijn inzake elektronische handel.2

1
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel in de interne markt (Richtlijn inzake elektronische handel), PbEG 2000 L 178/1.
2
Wet van 13 mei 2004 tot aanpassing van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van richtlijn nr. 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PbEG L 178) (Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel), Stb. 2004, 210.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 15d.

C: Kernproblematiek

C.1: Dienst van de informatiemaatschappij

In artikel 3:15d lid 3 BW wordt het begrip ‘dienst van de informatiemaatschappij’ gedefinieerd. Zoals blijkt uit overweging 18 van de Richtlijn inzake elektronische handel is het online verkopen van goederen ook een dienst van de informatiemaatschappij.

De dienst dient gewoonlijk tegen vergoeding te worden verricht. De vergoeding hoeft niet afkomstig te zijn van de afnemer van de dienst. Ook indien de dienstverlener zijn inkomsten van een derde krijgt, zoals bijvoorbeeld bij banners op een website het geval is, kan er sprake zijn van een dienst van de informatiemaatschappij. Een website waarop een onderneming die een economische activiteit uitoefent slechts zijn diensten voorstelt, moet ook worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij. Voorts moet de dienst op afstand worden verricht. Daarbij kan worden gedacht aan diensten verricht door middel van internet, e-mail of mobiele telefonie inclusief sms. Het vereiste dat de dienst op individueel verzoek van de afnemer wordt verricht, heeft tot gevolg dat diensten die worden verricht door middel van omroepsignalen (televisie en radio) worden uitgesloten van de regels die van toepassing zijn op diensten van de informatiemaatschappij. Denk aan het aanbieden van een product in een televisieprogramma. De eis in artikel 3:15d BW dat partijen niet gelijktijdig op dezelfde plaats aanwezig zijn, is niet opgenomen in de Richtlijn inzake elektronische handel. Op grond van deze eis valt bijvoorbeeld niet onder het begrip ‘dienst van de informatiemaatschappij’ de situatie dat een klant online een reis boekt op het kantoor van een reisbureau. Tot slot wordt opgemerkt dat de bepalingen van de wet in beginsel zowel van toepassing zijn op relaties tussen twee ondernemingen als op relaties tussen een onderneming en een consument.

C.2: Informatie over dienstverlener

De dienstverlener moet op grond van artikel 3:15d lid 1 sub b BW gegevens verstrekken, met inbegrip van zijn elektronische postadres, die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met hem mogelijk maken. In zijn arrest van 16 oktober 2008 (zie onder jurisprudentieoverzicht) legt het Hof van Justitie deze bepaling als volgt uit. De dienstverlener moet aan de afnemers naast zijn e-mailadres een andere snelle, rechtstreekse en effectieve communicatiemethode aanbieden, zoals een telefoonnummer. Naast de telefonie bestaan er andere vormen van communicatie die aan de criteria van rechtstreekse en effectieve communicatie voldoen, zoals persoonlijk contact ten kantore van de dienstverlener of telefax. Onder ‘rechtstreeks’ dient te worden verstaan communicatie zonder tussenpersoon. Een echte dialoog, zoals bij telefonisch contact, is niet noodzakelijk om aan dit criterium te voldoen. Een communicatie voldoet aan het criterium ‘effectief’ als de juiste informatie wordt verkregen binnen een termijn die strookt met de behoeften en gewettigde verwachtingen van de afnemer. Een elektronisch contactformulier op de website van de dienstverlener is ook een middel dat de mogelijkheid tot rechtstreekse en effectieve communicatie biedt, mits de dienstverlener de door de afnemer gestelde vragen binnen een termijn van 30 tot 60 minuten beantwoordt. In het uitzonderlijke geval dat een afnemer geen verbinding heeft met internet, kan hij echter niet via het elektronisch contactformulier communiceren met de dienstverlener. In dat geval moet de dienstverlener op verzoek van de afnemer een niet-elektronische communicatiemethode toegankelijk maken, zodat de afnemer, na aanvankelijk langs elektronische weg in contact te zijn getreden met de dienstverlener, op een andere wijze effectief met de dienstverlener kan blijven communiceren.

Voor zover de dienstverlener is ingeschreven in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register, moet hij op grond van artikel 3:15d lid 1 sub c BW melding maken van het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register. Dit biedt de wederpartij de mogelijkheid om de gegevens die in het betreffende register over de dienstverlener zijn opgeslagen, te raadplegen.

Dienstverleners die zijn onderworpen aan een vergunningstelsel, zoals financiële ondernemingen, moeten op grond van artikel 3:15d lid 1 sub d BW de gegevens over de toezichthouder bekendmaken. Een ieder kan bij de betreffende toezichthouder aan de hand van het openbare register controleren of een dienstverlener ook daadwerkelijk over een vergunning beschikt. Bovendien biedt dit klanten van de betreffende dienstverleners de mogelijkheid bij klachten over of opmerkingen ten aanzien van de dienstverlener zich te wenden tot de toezichthouder. De verplichting geldt niet voor instellingen die gekwalificeerde elektronische certificaten afgeven aan het publiek en zich daarvoor krachtens artikel 2.1 lid 5 Tw dienen in te schrijven bij de ACM. (Zie Sdu Commentaar Vermogensrecht, artikel 3:15a BW en 15b BW.) Er is in dat geval geen sprake van een vergunningstelsel ( Kamerstukken I 2003/04, 28 197, nr. C, p. 3).

Dienstverleners die een gereglementeerd beroep uitoefenen, zijn op grond van artikel 3:15d lid 1 sub e BW verplicht aan te geven bij welke beroepsvereniging zij zijn ingeschreven, wat hun beroepstitel is en in welke lidstaat van de EU de betreffende titel is toegekend. Tevens dient hun website een verwijzing te bevatten naar de beroepsregels die in Nederland van toepassing zijn en de wijze van toegang tot deze beroepsregels. Te denken valt aan advocaten die diensten van de informatiemaatschappij verrichten. Wat betreft de verwijzing naar de beroepsregels kan worden volstaan met een hyperlink naar de pagina van de website van de beroepsvereniging waar de betreffende regels zijn gepubliceerd ( Kamerstukken II 2001/02, 28 197, nr. 3, p. 39). Op grond van artikel 1 lid 5 sub d de Richtlijn inzake elektronische handel is deze verplichting niet van toepassing op activiteiten van notarissen, voor zover deze activiteiten in direct verband staan met de uitoefening van de publieke taken, zoals het verlijden van een transportakte voor de levering van een onroerend goed.

De dienstverlener moet op grond van artikel 3:15d lid 1 sub f BW zijn BTW-identificatienummer, als bedoeld in artikel 2a lid 1 onder g Wet op de Omzetbelasting 1968, opgeven. Deze verplichting geldt uiteraard alleen indien de dienst van de informatiemaatschappij is onderworpen aan BTW.

De hiervoor beschreven gegevens moeten op grond van artikel 3:15d lid 1 BW permanent op gemakkelijke en rechtstreekse wijze toegankelijk worden gemaakt. De gegevens kunnen via een hyperlink op de website van de dienstverlener ter beschikking worden gesteld. Deze hyperlink moet dan wel gemakkelijk te vinden zijn, bijvoorbeeld achter een knop met de tekst ‘over ons’ op een prominente plaats op de startpagina van de website. In verband met de mogelijkheid van deeplinken via een andere website of een hyperlink via een e-mail, is het wenselijk om de betreffende knop op iedere pagina van de website te zetten. Van deeplinken is sprake als een gebruiker van internet door het aanklikken van een hyperlink op een andere pagina een website binnenkomt dan de startpagina van die website. Wordt gebruikgemaakt van een hyperlink, dan moeten de gegevens met weinig klikken kunnen worden gevonden.

C.3: Informatie over prijzen en kosten

Artikel 3:15d lid 2 BW heeft betrekking op de prijzen en kosten van diensten van de informatiemaatschappij. De gegevens dienen duidelijk en ondubbelzinnig te worden aangegeven, met de uitdrukkelijke vermelding of, en zo mogelijk welke, belasting en leveringskosten daarbij zijn inbegrepen. De toevoeging ‘en zo mogelijk welke’ komt in de Richtlijn inzake elektronische handel niet voor. Daarbij geldt dat de verplichting tot vermelding van de belasting die is inbegrepen in de prijs, tevens de verplichting inhoudt om te vermelden welke belasting niet is inbegrepen ( Kamerstukken I 2003/04, 28 197, nr. C, p. 3). Dientengevolge zal een aanbieder van een abonnement het tarief van het abonnement moeten vermeld, de periodiciteit waarmee deze vergoeding is verschuldigd en of het tarief exclusief of inclusief BTW is. Indien de hoogte van de prijs afhankelijk is van één of meer variabelen, dan kan worden volstaan met het weergeven van de berekeningswijze van de prijs, zoals ‘tien eurocent per minuut’.

C.4: Sancties

Niet-naleving van een verplichting uit hoofde van artikel 3:15d lid 1 BW levert een economisch delict op als bedoeld in artikel 1 onder 4o WED. Door niet-naleving van artikel 3:15d lid 1 BW overtreedt de dienstverlener bovendien artikel 8.2 Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). De ACM kan in dat geval op grond van artikel 2.9 Whc een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen.

D: Jurisprudentie uitgebreid

HvJ EG 16 oktober 2008, zaak C-298/07 (Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände – Verbraucherzentrale Bundesverband v. deutsche internet, versicherung AG), ECLI:EU:C:2008:572;

gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de verlener van de dienst van de informatiemaatschappij mogelijk maken.

Rb. Rotterdam 19 april 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BW3358;

niet volstaat om de gegevens te vermelden in de toepasselijke algemene voorwaarden.

Rb. Rotterdam 25 februari 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BL6368;

het noemen van de handelsnaam en het nummer van inschrijving in het handelsregister voldoet niet aan de vereisten van artikel 3:15d lid 1 aanhef en onder a BW. Met het vermelden van het nummer van inschrijving in het handelsregister worden de gegevens niet gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk gemaakt. Het noemen van een e-mail adres is niet voldoende om te voldoen aan de vereisten van artikel 3:15d lid 1 aanhef en onder b BW.

CBb 25 augustus 2015, ECLI:NL:CBB:2015:285;

niet voldaan aan de verplichting om het KvK- en het BTW-nummer gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk te maken omdat de consument vanaf de homepage op twee hyperlinks moet klikken met omschrijvingen die niet zodanig duidelijk zijn dat de consument in staat moet worden geacht deze gegevens te vinden zonder dat hij daarvoor meerdere zoekpogingen moet doen.

CBb 4 april 2013, «JB» 2013/141, ECLI:NL:CBB:2013:BZ7807;

betreft de matiging van een bestuurlijke boete opgelegd in verband met overtreding van artikel 8.2,Wet handhaving consumentenhandhaving Whc.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 15d.

F: Literatuurverwijzing

  • Esch, R.E. van, ‘Het sanctiecomplex in de Aanpassingswet elektronische handel’, in: E.M. Hoogervorst e.a. (red.), Rechtseenheid en vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2005, p. 205-224.
  • Esch, R.E. van, Juridische aspecten van elektronische handel, Deventer: Kluwer 2007, p. 11-14 en p. 29-37.
  • Esch, R.E. van, De financiële dienstverlener online, Deventer: Kluwer 2016, p. 128-134.
  • Prins, J.E.J. en S.J.H. Gijrath, Privaatrechtelijke aspecten van elektronische handel, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink 2000, p. 133.
  • Schaub, M.Y., The European legal framework regarding e-commerce (diss. Utrecht), 2004, p. 157-158.
  • Stuurman, C., ‘Contracteren in een elektronische omgeving: algemene voorwaarden, informatieplichten en consumentenbescherming’, in: R.E. van Esch en J.E.J. Prins (red.), Recht en elektronische handel, Deventer: Kluwer 2002, p. 145-159.
  • Stuurman C. en H.W. Wefers Bettink (red.), Elektronisch contracteren, Den Haag: SDU Uitgevers 2013, p. 15-16.
  • Tigelaar, L.B.A., ‘Sancties en doelstellingen van Europese informatieplichten’, NTBR 2015/31.