Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 172 (Relatierecht) en (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 13-11-2016 door mr. I.W. van Osch
Artikel 172 Tekst van de hele regeling
Tenzij een regeling anders bepaalt, delen de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht.
A: Inleiding
Dit artikel ziet op de aanspraak op de vruchten en de draagplicht van uitgaven van het gemeenschappelijk goed. De vruchten en andere voordelen die een gemeenschappelijk goed oplevert, behoren tot de gemeenschap. Deelgenoten delen echter naar evenredigheid van hun aandeel in de vruchten en andere voordelen. Uit een tussen deelgenoten van toepassing zijnde beheersregeling ex artikel 3:168 BW kan een andere verdeling voortvloeien.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 172.
C: Kernproblematiek
C.1: Vruchten en andere voordelen
In artikel 9 van Parl. Gesch. Boek 3 wordt de definitie gegeven van vruchten. Voorbeelden zijn: rente, huuropbrengsten, dividenden. De vruchten kunnen ook tot de gemeenschap gaan behoren, bijvoorbeeld in het geval een vergoeding wordt betaald voor het gebruik van de voormalige echtelijke woning, die nog niet feitelijk is gescheiden en verdeeld. Die gebruikersvergoeding wordt voldaan ten behoeve van de (ontbonden) gemeenschap en valt daarmee in de gemeenschap (HR 20 december 1991, NJ 1992, 624, m.nt. EAAL, ECLI:NL:HR:1992:ZC0456).
Een voorbeeld van ‘andere voordelen’ is de waardestijging van een registergoed (HR 10 januari 1992, NJ 1992, 651, m.nt. EAAL, ECLI:NL:HR:1992:ZC0469). Schoordijk geeft tevens als voorbeeld een gereserveerde plaats die een aandeel in het Concertgebouw te Amsterdam oplevert (Schoordijk (1983), p. 72, noot 4).
C.2: Draag- en fourneerplicht
Het uitgangspunt is dat deelgenoten naar evenredigheid van hun aandeel in het ‘eigendom’ bijdragen in de uitgaven. Een regeling kan echter anders bepalen. Ook de redelijkheid en billijkheid kunnen anders meebrengen (Rb. Haarlem, sector Kanton, 11 februari 2004, ECLI:NL:RBHAA:2004:AO7599en Rb. Midden-Nederland 15 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5117).
De bijdrageplicht kan ook bestaan ten aanzien van uitgaven die nog moeten plaatsvinden, ten aanzien van het betalen van schulden die ten laste van de gemeenschap komen of ter voldoening van dreigende uitwinning (Asser-Perrick (2011), nr. 17).
De draagplicht geldt niet voor uitgaven die voortvloeien uit overeenkomsten die niet ten behoeve van de gemeenschap zijn aangegaan en overeenkomsten die niet bevoegd zijn aangegaan. Wel kan de draagplicht bestaan voor uitgaven die weliswaar bevoegd zijn verricht door een deelgenoot, maar zonder gezamenlijk besluit van alle deelgenoten daartoe. Dit geldt tevens voor uitgaven die voortvloeien uit een handeling waartoe slechts door een aantal deelgenoten is besloten.
De fourneerplicht is de plicht die deelgenoten hebben om geld ter beschikking te stellen ter financiering van uitgaven. Deze plicht kan voortvloeien uit een regeling of de redelijkheid en billijkheid (MvA II Inv. Parl. Gesch. Boek 3, p. 595).
C.3: Uitgaven
Zoals hiervoor besproken kan onder uitgaven worden verstaan:
- reeds verrichte uitgaven;
- nog te verrichte uitgaven;
- voldoening van schulden ten laste of in het belang van de gemeenschap.
De uitgaven moeten voortvloeien uit handelingen die bevoegd zijn verricht en ten behoeve van de gemeenschap zijn gedaan. Dit kunnen beheershandelingen zijn of andere handelingen. Te denken valt aan een ten behoeve van de gemeenschap gesloten overeenkomst conform artikel 3:170 BW(bijvoorbeeld Rb. Midden-Nederland 1 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5083), verbintenissen uit onrechtmatige daad of overige verbintenissen uit de wet met betrekking tot de gemeenschap, productaansprakelijkheid (Van Mourik (2006), nr. 8) en zaakwaarneming.
Rentelasten en aflossingstermijnen van de leningen aangegaan ten behoeve van de financiering van een gemeenschappelijk huis zijn geen uitgaven in de zin van artikel 3:172 BW (HR 11 oktober 1991, NJ 1992, 600, m.nt. WMK, ECLI:NL:HR:1991:ZC0365). Een uitzondering hierop geldt, indien het een ex-echtelijke woning betreft. In dat geval geldt dat de lasten van de woning in beginsel naar evenredigheid worden gedragen (zie bijvoorbeeld Hof Den Haag, 15 oktober 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:3989), maar eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen meebrengen dat de hypotheekrente voor rekening komt voor de echtgenoot die in de woning woont. De aflossingsuitgaven van de hypotheek zullen echter – behoudens andere afspraken – in beginsel wel door partijen bij helfte moeten worden voldaan (Hof Arnhem, 28 oktober 2003, ECLI:NL:GHARN:2003:AN9579 en Hof ’s-Gravenhage, 16 juli 2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:AK3806).
C.4: Verhaal schuldeisers
De deelgenoten zijn voor de aangegane schuld ieder hoofdelijk aansprakelijk voor hun aandeel. De schuldeisers kunnen direct of indirect verhaal nemen op het gemeenschappelijk goed. De schuldeiser van één deelgenoot heeft geen verhaal op een gemeenschappelijk goed.
Indien een deelgenoot een schuld uit eigen middelen voldoet, kan hij regres nemen op de gemeenschap. Dit kan hij op de volgende manieren:
- verlangen dat de schuld wordt voldaan uit de gemeenschappelijke middelen;
- als er geen gemeenschappelijke middelen zijn, verlangen dat de andere deelgenoten bijdragen;
- middels artikel 3:174 BW het gemeenschappelijk goed ten gelde maken om schuld te kunnen voldoen;
- bevoegdheden ex artikel 3:178 lid 1 BW en artikel 3:179 lid 1 BW uitoefenen (Wammes (1988), p. 70-73);
- privégoederen van andere deelgenoten uitwinnen.
D: Jurisprudentie uitgebreid
HR 11 oktober 1991, NJ 1992, 600 m.nt. WMK, ECLI:NL:HR:1991:ZC0365;uitgaven ten behoeve van de financiering van een gemeenschappelijk huis zijn geen uitgaven in de zin van artikel 3:172 BW. Immers het aangaan van de leningen kan volgens de Hoge Raad niet gelden als uitgaven ten behoeve van onderhoud en instandhouding van het gemeenschappelijk pand.
Hof ’s-Gravenhage 25 april 2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:BA6608;kosten van een dakreparatie van een gemeenschappelijke woning zijn kosten die verbonden zijn aan het herstel van gemeenschappelijk vermogensbestanddeel en zijn geen kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Deze kosten moeten ook door partijen bij helfte worden gedeeld.
Hof Arnhem 28 oktober 2003, ECLI:NL:GHARN:2003:AN9579;zolang de gemeenschappelijke woning niet is verdeeld, moeten de eigenaarslasten (rente en aflossing, ozb-eigenaarsdeel, waterschapslasten en opstalverzekering) door partijen gezamenlijk gedragen worden. Voor de periode dat de man daar niet heeft gewoond, moet de vrouw een gebruikersvergoeding betalen. Zie in gelijkluidende zin ook Hof Leeuwarden 30 oktober 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1608 .
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 172.
F: Literatuurverwijzing
- Asser-Perrick, 3-V Gemeenschap, Deventer: Kluwer 2011.
- Mourik, M.J.A. van, Gemeenschap, Deventer: Kluwer 2006.
- Reehuis, W. en E.E. Slob, Invoering Boeken 3, 5 en 6: Boek 3, Vermogensrecht in het algemeen, Deventer: Kluwer 1990
- Schoordijk, H.C.F., Mede-eigendom, gemeenschap, rechtspersoonlijkheid, Zwolle: Tjeenk Willink 1983.
- Wammes, H., Gemeenschap naar komend recht, diss., Nijmegen: 1988.
- Zeben, C.J. van, J.W. Du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 3. Vermogensrecht in het algemeen, Deventer: Kluwer 1981.