Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 3 art. 92 (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 16-02-2018 door mr. F.M. van Peski

Artikel 92 Tekst van de hele regeling

1.

Heeft een overeenkomst de strekking dat de een zich de eigendom van een zaak die in de macht van de ander wordt gebracht, voorbehoudt totdat een door de ander verschuldigde prestatie is voldaan, dan wordt hij vermoed zich te verbinden tot overdracht van de zaak aan de ander onder opschortende voorwaarde van voldoening van die prestatie.

2.

Een eigendomsvoorbehoud kan slechts geldig worden bedongen ter zake van vorderingen betreffende de tegenprestatie voor door de vervreemder aan de verkrijger krachtens overeenkomst geleverde of te leveren zaken of krachtens een zodanige overeenkomst tevens ten behoeve van de verkrijger verrichte of te verrichten werkzaamheden, alsmede ter zake van de vorderingen wegens tekortschieten in de nakoming van zodanige overeenkomsten. Voor zover een voorwaarde op deze grond nietig is, wordt zij voor ongeschreven gehouden.

3.

Een voorwaarde als in lid 1 bedoeld wordt voor vervuld gehouden, wanneer de vervreemder op enige andere wijze dan door voldoening van de tegenprestatie wordt bevredigd, wanneer de verkrijger van zijn verplichting daartoe wordt bevrijd uit hoofde van artikel 60 van Boek 6, of wanneer de verjaring van de rechtsvordering ter zake van de tegenprestatie is voltooid. Behoudens afwijkend beding, geldt hetzelfde bij afstand van het recht op de tegenprestatie.

A: Inleiding

Artikel 3:92 BW geeft een regeling voor het eigendomsvoorbehoud. Het eigendomsvoorbehoud is een samenspel tussen artikel 3:92 BW, 3:84 lid 4 BW en artikel 3:91 BW. Artikel 3:92 lid 1 BW bevat het wettelijke vermoeden dat de vervreemder onder eigendomsvoorbehoud zich verbindt tot overdracht van de zaak onder de opschortende voorwaarde van voldoening van de tegenprestatie. Artikel 3:91 BW bepaalt dat in het geval van een verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde er geleverd wordt door machtsverschaffing. Artikel 3:84 lid 4 BW bepaalt dat indien er geleverd wordt krachtens een verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde er een recht wordt verkregen dat aan dezelfde voorwaarde is onderworpen. Verkrijger verkrijgt aldus ‘eigendom onder opschortende voorwaarde’, waarmee tot uitdrukking wil worden gebracht dat door het blote in vervulling gaan van de voorwaarde de verkrijger van rechtswege eigenaar wordt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 92.

C: Kernproblematiek

C.1: Wettelijk vermoeden

Artikel 3:92 lid 1 BW koppelt aan een overeenkomst die de strekking heeft dat de één zich de eigendom van een zaak die in de macht van de ander wordt gebracht, voorbehoudt totdat de door die ander verschuldigde tegenprestatie is voldaan, het wettelijk vermoeden dat de vervreemder zich verbindt tot overdacht van de zaak onder opschortende voorwaarde van voldoening van die prestatie. Vervreemder en verkrijger kunnen het eigendomsvoorbehoud ook op andere wijze inkleden. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de vervreemder zich verbindt tot overdracht van de zaak onder de ontbindende voorwaarde van niet-voldoening van de tegenprestatie. In een dergelijk geval wordt de zaak geleverd door bezitsverschaffing (artikel 3:90 BW). In geval van een overdracht onder ontbindende voorwaarde verkrijgt de verkrijger een recht dat aan dezelfde voorwaarde is onderworpen: eigendom onder ontbindende voorwaarde. Dit betekent dat de verkrijger de eigendom weer verliest op het moment dat de ontbindende voorwaarde in werking treedt.

C.2: Overdracht onder opschortende voorwaarden – levering

In het geval het eigendomsvoorbehoud is geconstrueerd als een verbintenis tot overdracht onder opschortende voorwaarde, wordt de zaak geleverd door machtsverschaffing en niet door bezitsverschaffing. Zie artikel 3:91 BW.

C.3: Beperkingen (artikel 3:92 lid 2)

Artikel 3:92 lid 2 BW bepaalt dat een eigendomsvoorbehoud slechts kan worden bedongen:

  1. terzake van vorderingen betreffende de tegenprestatie van geleverde of te leveren zaken;
  2. verrichte of te verrichten werkzaamheden;
  3. vorderingen wegens tekortschieten in de nakoming.

Indien en voor zover het eigendomsvoorbehoud verder gaat, is het nietig en dient het voor ongeschreven te worden gehouden. Degene die zekerheid wenst voor andere vorderingen dan de vorderingen genoemd in artikel 3:92 lid 2 BW dient zich een stil pandrecht voor te behouden.

Artikel 3:92 lid 2 BW maakt het mogelijk een eigendomsvoorbehoud te bedingen voor geleverde of te leveren zaken. Dit betekent dat een eigendomsvoorbehoud op een eerder geleverde zaak ook geldt voor de tegenprestatie voor een later geleverde zaak. Het kan dus voorkomen dat een zaak is geleverd onder eigendomsvoorbehoud en dit eigendomsvoorbehoud is komen te vervallen doordat er voor die levering is betaald. Na die betaling wordt er opnieuw een zaak onder eigendomsvoorbehoud geleverd. Indien het eigendomsvoorbehoud zich uitstrekt over geleverde en te leveren zaken herleeft het eigendomsvoorbehoud van de eerst geleverde zaak tot het moment dat ook de tegenprestatie voor de later geleverde zaak is voldaan.

C.4: Alternatieve wijzen van vervulling

Op grond van artikel 3:92 lid 3 BW wordt de (opschortende) voorwaarde voor vervuld gehouden:

  1. wanneer de vervreemder op enige andere wijze dan door voldoening van de tegenprestatie wordt bevredigd;
  2. wanneer de verkrijger van zijn verplichting wordt bevrijd wegens schuldeisersverzuim van de vervreemder (artikel 6:60 BW);
  3. wanneer de rechtsvordering terzake van de tegenprestatie is verjaard;
  4. afstand van het recht van de tegenprestatie.

C.5: Vervreemdingsbevoegdheid van de vervreemder

Zolang de opschortende voorwaarde niet in vervulling is gegaan, zijn zowel de vervreemder als de verkrijger voorwaardelijk eigenaar, de vervreemder onder ontbindende voorwaarde en de verkrijger onder opschortende voorwaarde, en is hun beider beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van de desbetreffende zaken dienovereenkomstig beperkt (HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046 (Rabobank/Reuser), NJ 2016, 290 (m.nt. Verstijlen), «JOR» 2016/287 (m.nt. Faber en Kortmann). Behoudens derdenbescherming op grond van artikel 3:86 BW werkt het in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde ook jegens de derde die van de vervreemder heeft verkregen. Indien de opschortende voorwaarde in vervulling gaat, verkrijgt de verkrijger de onvoorwaardelijke eigendom van de zaak en verliest de derde de eigendom. Hetzelfde geldt voor beperkte rechten die na de levering krachtens de verbintenis onder opschortende voorwaarden zijn gevestigd.

C.6: Vervreemdingsbevoegdheid van de verkrijger

In de regel komen vervreemder en verkrijger overeen dat de verkrijger bevoegd zal zijn te beschikken over de zaak in het kader van zijn normale bedrijfsuitoefening. Dit is een vorm van bevoegd beschikken over andermans recht. (Pas op: door en met vervreemding niet een andermans recht; juridische seconde, samenval rechtsmomenten.) Beschikkingsdaden buitenom hetgeen tussen vervreemder en verkrijger is overeengekomen, hebben behoudens derdenbescherming geen onmiddellijke overdracht tot gevolg. De verkrijger is wel bevoegd te beschikken over zijn eigendom onder opschortende voorwaarde (HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1046 (Rabobank/Reuser), NJ 2016, 290 (m.nt. Verstijlen), «JOR» 2016/287 (m.nt. Faber en Kortmann)). De verkrijger onder eigendomsvoorbehoud kan het eigendom onder opschortende voorwaarde vervreemden of bezwaren onder diezelfde voorwaarde (artikel 3:84 lid 4 BW). Een belangrijk voorbeeld doet zich voor indien zaken die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd tevens zijn verpand aan de bank. In dat geval wordt een pandrecht – overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:236 lid 1 BW of artikel 3:237 lid 1 BW– op het voorwaardelijk eigendomsrecht gevestigd en ontstaat met voltooiing van de vestigingshandeling een onvoorwaardelijk pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Wordt de opschortende voorwaarde waaronder de zaken aan de verkrijger zijn overgedragen na het intreden van het faillissement van de verkrijger vervuld dan groeit het pandrecht van rechtswege uit tot een pandrecht op de volle eigendom van de desbetreffende zaken en daarmee op die zaken zelf.

Afstand van een bij overdracht van een zaak gemaakt eigendomsvoorbehoud wordt gedaan door een daartoe strekkende overeenkomst met de wederpartij (HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460, NJ 2016, 90 (m.nt. Snijders)).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Zie www.sducommentaar.nl voor mogelijke aanvullingen.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 92.

F: Literatuurverwijzing

  • Zie www.sducommentaar.nl voor mogelijke aanvullingen.