Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 5 art. 1 (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 25-09-2016 door mr. C.H.M.A. Smid
Artikel 1 Tekst van de hele regeling
Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.
De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten.
A: Inleiding
De term eigendom is door de wetgever gereserveerd voor het meest omvattende recht op zaken. Eigendom van schuldvorderingen of softwarelicenties is in de terminologie van de Nederlandse wetgever dus niet mogelijk. Het Nederlandse recht hanteert daarmee een enger eigendomsbegrip dan het Hof van Justitie, dat in 2012 (HvJ EU 3 juli 2012, NJ 2013/118, RVDW 2012/1092) in het kader van de overdracht van softwarelicenties spreekt van eigendomsrechten op tastbare of ontastbare objecten. In de Nederlandse terminologie zou gesproken moeten worden van goederenrechtelijke rechten op tastbare of ontastbare objecten.
Deze strikte terminologie heeft als voornaamste gevolg dat in boek 5 alleen de wijzen van verkrijging staan die betrekking hebben op zaken. Wijzen van verkrijging die betrekking hebben op alle goederen, zoals bijvoorbeeld overdracht en verjaring of de vestiging van pand- en hypotheekrechten zijn om die reden niet in boek 5 maar in boek 3 te vinden. De definitie van zaken staat in artikel 3:2 BW. Het recht op eigendom (in ruime zin) is een door artikel 1 eerste protocol van het EVRM erkend recht. Zie hierover Blumberga tegen Letland (EHRM 14 oktober 2008, nr. 70930/01, NJ 2009, 431 ECLI:NL:XX:2008:BI3973) waarin een positieve verplichting van de Staat om het eigendomsrecht te garanderen wordt aangenomen. In 2014 oordeelt de Hoge Raad in twee uitspraken dat de nationale huurprijsbescherming in 7:245-265 BW in relatie huurder-verhuurder geen onrechtvaardige inperking van het eigendomsrecht oplevert. Eigendom van slechts naar soort en hoeveelheid bepaalde zaken in niet mogelijk. Zaken moeten individualiseerbaar zijn anders kunnen zij niet worden gerevindiceerd, zie hierna artikel 5:2 BW.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 1.
C: Kernproblematiek
C.1: Bevoegdheden van de eigenaar
De term ‘het meest omvattende recht’ in het eerste lid verwijst in de eerste plaats naar de bevoegdheid van de eigenaar om over de zaak te beschikken, hem met uitsluiting van anderen te gebruiken en hem zelfs te vernietigen, en daarvan de vruchten te trekken. De bevoegdheid om over de zaak te beschikken kan niet door een partijbeding worden uitgesloten, zie artikel 3:80 lid 1 en lid 2 BW.
In de tweede plaats verwijst de term ‘het meest omvattende recht’ naar de mogelijkheid om beperkte rechten van het eigendomsrecht af te splitsen. Zie ook artikel 3:8 BW. Beperkte rechten die kunnen worden afgesplitst zijn: vruchtgebruik, pand, hypotheek, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal. De eigenaarsbevoegdheid na afsplitsing van een beperkt recht heet blote eigendom.
C.2: Exclusief gebruiksrecht van de eigenaar
De eigenaar heeft een exclusief gebruiksrecht dat hij ten opzichte van een ieder geldend kan maken. Het gebruik van onroerende zaken is door de wetgever nader ingekleurd in de titels 3 en 4 van Boek 5. Uitoefening van het eigendomsrecht vormt op zich geen rechtvaardigingsgrond om aan anderen hinder toe te brengen, zie expliciet voor grondeigenaren artikel 5:37 BW en in het algemeen het verbod van misbruik van recht in artikel 3:13 BW.
Het exclusieve gebruiksrecht dat het tweede lid aan de eigenaar toekent kan de eigenaar handhaven door het instellen van een onrechtmatige daadsactie tegen de inbreukmaker op grond van artikel 6:162 BW (schadevergoeding, ge- of verbod vorderen). De eigenaar kan ook een verklaring voor recht artikel 3:302 BW vorderen. De eigenaar van een onroerende zaak heeft voorts de mogelijkheid om rechtsuitwijzing te vorderen, artikel 3:27 BW. Zie voor opeising van de zaak die zich bij een ander bevindt artikel 5:2 BW, hierna.
C.2.1: Beperkingen van de bevoegdheden van de eigenaar
Het exclusieve gebruiksrecht dat het tweede lid aan de eigenaar toekent, wordt beperkt door de wet, rechten van anderen en regels van het ongeschreven recht.
C.2.2: Civielrechtelijke beperkingen
Het civiele recht kent in de eerste plaats wettelijke beperkingen van eigenaarsbevoegdheden in de titels 4 en 5 van boek 5 zelf. In de tweede plaats wordt het eigendomsrecht beperkt door goederenrechtelijke of contractuele rechten van derden, die de eigenaar zelf in het leven heeft geroepen. De eigendom wordt voorts beperkt door de regels van het ongeschreven civiele recht, bij de invulling van de vraag wanneer uitoefening van het eigendomsrecht onrechtmatige hinder oplevert en bij de vraag wanneer uitoefening van het eigendomsrecht misbruik van recht oplevert artikel 3:13 BW, zie boven sub C.2 en hierna bij artikel 5:2 BW.
Tot slot kunnen de regels van het civiele recht meebrengen dat de eigenaar door derdenbescherming, bijvoorbeeld artikel 3:86 BW en originaire verkrijgingswijzen bijvoorbeeld artikel 3:105 BW of artikel 5:3 BW, zijn eigendom verliest. Dit kan echter strijd opleveren met het in artikel 1 eerste protocol van het EVRM. In Pye v The United Kingdom (EHRM 30 augustus 2007, nr. 44302/02, NJ 2008, 269, ECLI:NL:XX:2007:BB5093) is door het EHRM het verlies van eigendom van een onroerende zaak aan een bezitter te goeder trouw zonder schadevergoeding, in strijd met artikel 1 eerste Protocol van het EVRM geoordeeld. Zie hieronder.
C.2.3: Publiekrechtelijke beperkingen
De meest ingrijpende beperking van het eigendomsrecht wordt gevormd door onteigening en andere inperkingen in het kader van het algemeen belang, op grond van artikel 14 leden 1 t/m 3 Grondwet. Voorts kunnen eigenaarsbevoegdheden in vergaande mate beperkt worden door publiekrechtelijke wetten op het gebied van onder andere ruimtelijke ordening, milieu, monumentenzorg enzovoorts, zie voor een uitgebreid, niet uitputtend overzicht H.J. Snijders, Goederenrecht, nr. 180. Lagere overheden zoals provincies en gemeenten kunnen door middel van verordeningen de eigenaarsbevoegdheden beperken, maar niet geheel ontnemen. (Zie Asser/Mijnssen, Van Velten, Bartels 5*, nr. 27.) Eigendom kan voorts op grond van artikel 3:14 BW niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven en ongeschreven regels van publiekrecht. Met name voor de overheid als eigenaar brengt deze regel beperkingen van de eigenaarsbevoegdheden en gebondenheid aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur mee.
C.2.4: Strijd met de rechten van anderen
Hier worden in de eerste plaats goederenrechtelijke en contractuele rechten van derden mee bedoeld, die de eigenaar in acht moet nemen. Daarnaast kan ook het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op een woning, beperking van de ontruimingsbevoegdheid door de eigenaar opleveren.
C.3: Vruchttrekking
Het derde lid stelt vast dat de eigenaar van een zaak eigenaar wordt van de afgescheiden vruchten, hetgeen ook blijkt uit artikel 5:17 BW, zonder dat een daad van bezitsuitoefening nodig is. Zie ook artikel 3:9 BW waarin staat dat de verkeersopvattingen bepalen welke zaken hebben te gelden als natuurlijke vruchten van de eigendom. Volgens Hoge Raad Kuikenbroederij (HR 24 maart 1995, NJ 1996/158) dient het bedrijfsmatig uitbroeden van kippeneieren niet als vruchttrekking maar als zaaksvorming, artikel 5:16 BW te worden gekwalificeerd.
D: Jurisprudentie uitgebreid
D.1: Misbruik van eigendomsbevoegdheden
HR 13 maart 1936, NJ 1936/415 (Watertoren);plaatsing van een watertoren op eigen grond met als enkel doel de belangen van de buurman te schaden, door zijn uitzicht te bederven. De plaatsing van deze toren, die geen redelijk belang van de eigenaar diende, is onrechtmatig wegens strijd met hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
D.2: Beperkingen van de bevoegdheden van de eigenaar geen schending art. 1 Eerste Protocol EVRM
HR 13 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6269 (Mirthos Projectontwikkeling e.a/Gemeente Nunspeet);verzoekers tot cassatie ageren tegen de nietigverklaring van een overeenkomst door de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt conform HR 27 juni 2008, NJ 2009/79, ECLI:NL:HR:2008:BD1381, dat de overeenkomst waarbij beschikkingsmacht over en economisch belang bij de grond in enigerlei mate worden overgedragen aan een derde, vernietigbaar zijn op grond van artikel 26 Wet Voorkeursrecht Gemeenten (Wvg). Artikel 26 Wvg maakt geen inbreuk op het recht van eigendom als bedoeld in artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Tegelijkertijd met deze zaak worden twaalf samenhangende uitspraken gewezen op 13 november 2009. Het cassatieberoep wordt in de meeste gevallen zonder nadere motivering op grond van artikel 81 RO verworpen.
HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:826 (Nationale huurprijsbescherming);door de toepassing het wettelijk huurprijsstelsel in artikel 7:245-265 BW wordt verhuurder niet disproportioneel getroffen in het ongestoorde genot van zijn eigendom. Geen schending van artikel 1 Eerste Protocol EVRM in horizontale relatie tussen eigenaar en huurder. Zie ook uitspraak HR in ECLI:NL:HR:2014:827.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 5 artikel 1.
F: Literatuurverwijzing
- Asser/Mijnssen, Van Velten & Bartels 5*, Eigendom en Beperkte rechten, Deventer: Kluwer 2008.
- Barkhuysen, M.L., H.D. van Emmerik Ploeger, De eigendomsbescherming van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en het Nederlands burgerlijk recht, Deventer: Kluwer 2005.
- Delfos-Roy, Y.L.L.A.M., RM Themis, 2008, 1, p. 3-12.
- Snijders, H.J. en E.B. Rank-Berenschot, Goederenrecht (Studiereeks burgerlijk recht, deel 2), Deventer: Kluwer 2011.
- Schaick, A.C. van, ‘Verkrijgende verjaring soms in strijd met art. 1 EP bij het EVRM’, NTBR 2006, 3 p. 90-94.
- Zwalve W.J., ‘Pye Ltd. Vs. United Kingdom’, WPNR 2006, 6664, p. 339-342.