Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 5 art. 29 (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 10-08-2017 door mr. K. Everaars

Artikel 29 Tekst van de hele regeling

De grens van een langs een water liggend erf verplaatst zich met de oeverlijn, behalve in geval van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming. Een overstroming is niet tijdelijk, indien tien jaren na de overstroming het land nog door het water wordt overspoeld en de drooglegging niet is begonnen.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 29.

C: Kernproblematiek

C.1: Eigendomsgrens van een langs water liggend erf

In veel gevallen vormt de oeverlijn de eigendomsgrens van een langs een water liggend erf. Artikel 5:34 BW regelt hoe de oeverlijn in de zin van de artikelen 5:29-5:34 BW wordt bepaald. Op grond van artikel 5:29 BW verplaatst de eigendomsgrens zich in beginsel met de oeverlijn. Op deze regel geldt een aantal uitzonderingen. De eigendomsgrens verplaatst zich niet met de oeverlijn bij opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming (artikel 5:29 BW). De eigendomsgrens verplaatst zich voorts niet met de oeverlijn als de grens bij notariële akte (artikel 5:31 BW) of door een rechter (artikel 5:32 BW) is vastgelegd (zie artikel 5:30 BW, zie ook artikel 5:33 BW). De eigendomsgrens verplaatst zich tot slot niet met de oeverlijn als de eigendomsgrens niet samenvalt met de oeverlijn, maar door het midden van het water loopt (artikel 5:36 BW).

C.2: Aanwas en afslagregel

Als een perceel water niet toebehoort aan de eigenaar van het langs het water liggend perceel land, dan bepaalt de in artikel 5:29 BW neergelegde aanwas- en afslagregel de eigendomsgrens. De eigendomsgrens verplaatst zich met de oeverlijn, tenzij er sprake is van opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming. Het artikel is alleen van toepassing als de eigendomsgrens samenvalt met de oeverlijn (Parl. Gesch. Boek 5, p. 149 (Rapport aan de Koninging)). Het artikel is niet van toepassing als het perceel land en het perceel water dezelfde eigenaar hebben (Parl. Gesch. Boek 5, p. 145 (TM)). Onder het oude recht heerste grote rechtsonzekerheid op het gebied van aanwas en afslag. Zie de toelichting Meijers voor de motieven voor het ontwerp van de huidige regeling (Parl. Gesch. Boek 5, p. 145 (TM)). Zie voor het overgangsrecht Vonck, in: GS Zakelijke rechten, art. 5:29 BW, aant. A9 (online, laatst bijgewerkt tot en met 1 juni 2017).

Aanwas wil zeggen dat een perceel lang in omvang toeneemt. Dit kan worden veroorzaakt door aanslibbing of door daling van het waterpeil. De eigenaar van het perceel land verkrijgt dan de eigendom van de drooggevallen grond. Afslag wil zeggen dat een perceel land in omvang afneemt. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van het waterpeil. De eigenaar van het perceel land verliest dan de eigendom van de ondergelopen grond. De eigendom daarvan gaat toebehoren aan de eigenaar van de grond onder het water (Pitlo/Reehuis & Heisterkamp, Goederenrecht 2012/553). Anders dan bij natrekking het geval is, kan een grenswijziging op grond van aanwas of afslag niet leiden tot een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking (Parl. Gesch. Boek 5, p. 147 (TM)).

C.3: Reikwijdte

De aanwas- en afslagregel geldt bij ieder water dat aan land grenst. Het maakt daarbij dus niet uit of het gaat om stromend, stilstaand, openbaar of niet-openbaar water (Parl. Gesch. Boek 5, p. 146 (TM)). Indien een niet-bevaarbaar stromend water, een slot, gracht of dergelijke watergang als afscheiding van twee erven dient, dan wordt op grond van artikel 5:36 BW het midden van deze afscheiding vermoed de grens tussen de twee erven te zijn. Het vermoeden van artikel 5:29 BW speelt dan geen rol, tenzij het vermoeden van artikel 5:36 BW wordt weerlegd en de eigendomsgrens wel samenvalt met de oeverlijn (Parl. Gesch. Boek 5, p. 146 (TM)).

Artikel 5:29 BW maakt geen onderscheid tussen natuurlijke aanwas en aanwas ten gevolge van kunstwerken, mede omdat de Hoge Raad een erg ruime uitleg geeft aan het begrip natuurlijke aanwas (Parl. Gesch. Boek 5, p. 147 (TM); HR 18 februari 1898, W. 7086). Dit wil echter niet zeggen dat de eigenaar van de grond onder het water zich niet tegen de kunstwerken kan verzetten. Er kan wegruiming worden gevorderd van de werken die zonder toestemming in het water zijn aangebracht en er kan op grond van onrechtmatige daad worden geageerd (Parl. Gesch. Boek 5, p. 147 (TM)).

C.3.1: Uitzonderingen

Op grond van artikel 5:29 BW verplaatst de eigendomsgrens zich niet met de oeverlijn bij opzettelijke drooglegging of tijdelijke overstroming. Volgens de toelichting Meijers zou het niet redelijk zijn in een geval van opzettelijke drooglegging, aan de oevereigenaars de eigendom te geven van het gehele drooggelegde gebied (Parl. Gesch. Boek 5, p. 147 (TM)). Zolang de overstroming tijdelijk is, blijft het overstroomde land eigendom van de oevereigenaar. Een overstroming is echter niet meer tijdelijk indien het overspoelde land na tien jaar nog steeds door dezelfde overstroming onder water staat en de droogleggingmaking door de eigenaar zelf of de Staat nog niet begonnen is (artikel 5:29 lid 2 slot BW; Parl. Gesch. Boek 5, p. 147 (TM)).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 5 artikel 29.

F: Literatuurverwijzing

  • Bartels, S.E. en A.A. van Velten, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 5. Zakenrecht. Eigendom en beperkte rechten, Deventer: Wolters Kluwer 2017.
  • Reehuis, W.M.H. en A.H.T. Heisterkamp, Pitlo. Het Nederlands burgerlijk recht. Deel 3. Goederenrecht, Deventer: Kluwer 2012.
  • Vonck, F.J., ‘Commentaar op artikel 29 Boek 5 BW’, in: Velten, A.A. van en F.J. Vonck (red.), Groene Serie Zakelijke rechten, Deventer: Wolters Kluwer (online, laatst bijgewerkt tot en met 1 juni 2017).
  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Parlementaire stukken systematisch gerangschikt en van noten voorzien. Boek 5. Zakelijke rechten, Deventer: Kluwer 1981.