Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 249 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. M.P.L. Schaink

Artikel 249 Tekst van de hele regeling

De rechtsgevolgen van een overeenkomst gelden mede voor de rechtverkrijgenden onder algemene titel, tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit. In het geval van verdeling van een nalatenschap ingevolge artikel 13 van Boek 4 gelden de rechtsgevolgen van de overeenkomst niet mede voor de kinderen van de erflater, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 249.

C: Kernproblematiek

C.1: Algemeen

Het artikel bepaalt dat de rechtsgevolgen van een overeenkomst niet alleen gelden voor degenen die haar hebben aangegaan, maar ook voor hun rechtsopvolgers onder algemene titel (Parl. Gesch. Boek 6, p. 925). Dit is in het bijzonder van belang bij duurovereenkomsten, maar geldt evenzeer bij overeenkomsten die geen voortdurende of telkens terugkerende rechten en verplichtingen tot gevolg hebben. De rechtsopvolgers komen tegenover elkaar te staan in dezelfde rechtspositie als de oorspronkelijke partijen. De rechtsgevolgen van een overeenkomst voor verkrijgers onder algemene titel kunnen zo verstrekkend zijn dat de rechtsopvolgers gehouden zijn verplichtingen van hun voorganger na te komen, waartoe deze voor de overgang nog niet zelfstandig in staat was (HR 8 december 1972, NJ 1973, 496, ECLI:NL:HR:1972:AC0623 (Hoitsma/Hoitsma) en HR 28 november 1980, NJ 1981, 440, ECLI:NL:HR:1980:AC7067 (Westenberg/Van Hooren). Indien een vorderingsrecht onder algemene titel overgaat, verkrijgt de nieuwe schuldeiser ook de daarbij behorende afhankelijke rechten en nevenrechten.

Artikel 3:80 lid 2 BW bepaalt op welke wijze goederen onder algemene titel kunnen worden verkregen, namelijk door (1) erfopvolging, (2) boedelmenging en (3) opvolging in het vermogen van een rechtspersoon die heeft opgehouden te bestaan.

Artikel 6:249 BW heeft slechts zeer beperkte relevantie bijboedelvermenging.De bestuursregeling van artikel 1:97 BW e.v. eraan in de weg dat de echtgenoot die een overeenkomst niet zelf is aangegaan, de rechten uit die overeenkomst kan uitoefenen. Ook heeft een huwelijk geen gevolgen voor de aansprakelijkheid van de echtgenoten voor verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst (HR 12 april 1985, NJ 1985, 662, ECLI:NL:HR:1985:AG4999 (Everaarts/SLP).

Artikel 6:249 BW is van regelend recht. Partijen mogen hiervan afwijken en bepalen dat de rechtsgevolgen van hun overeenkomst niet dan wel slechts ten dele op rechtverkrijgenden onder algemene titel van toepassing zullen zijn. Deze afwijking kan uitdrukkelijk worden vastgelegd, maar ook impliciet voortvloeien uit de inhoud of de strekking van de overeenkomst (Parl. Gesch. Boek 6, p. 925).

Ook op grond van de wet kunnen de rechtsgevolgen van bepaalde overeenkomsten tot partijen beperkt blijven, zonder dat partijen dat behoeven te bedingen. Zo eindigt een arbeidsovereenkomst door het overlijden van de werknemer (artikel 7:674 BW), eindigt aanneming van werk door overlijden van de aannemer (artikel 7A:1648 BW), eindigt de overeenkomst van opdracht door de dood van een bijzondere opdrachtnemer (artikel 7:409 BW). Ook de regeling van lastgeving (artikel 7:422 lid 1 BW) en de maatschap (artikel 7A:1683 BW) hebben soortgelijke bepalingen.

De tweede volzin van artikel 6:249 BW regelt dat bij de verdeling van een nalatenschap ingevolge artikel 4:13 BW de rechtsgevolgen van de overeenkomst uitsluitend aan de langstlevende echtgenoot of geregistreerd partner ten deel vallen en niet aan de kinderen, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit. Met kinderen wordt in het kader van artikel 6:249 BW ook stiefkinderen bedoeld die door de erflater als eigen kinderen in de wettelijke verdeling zijn betrokken (Kamerstukken II 1999/2000, 27 245, nr. 3, p.7 (MvT)).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 249.

F: Literatuurverwijzing

  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981, p. 925.