Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 265 (Letselschade) en (Vermogensrecht)
Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.N. van Kooten
Artikel 265 Tekst van de hele regeling
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is.
A: Inleiding
Het artikel geeft de vereisten voor ontbinding van wederkerige overeenkomsten. Wanneer een partij in de nakoming van een van de verbintenissen tekortschiet, is de wederpartij bevoegd de overeenkomst te ontbinden, mits de ontbinding gerechtvaardigd is en de schuldenaar in verzuim is. De bevoegdheid tot ontbinding ontstaat ook zonder verzuim wanneer nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is. Toerekenbaarheid is voor ontbinding, anders dan voor aansprakelijkheid uit wanprestatie (artikel 6:74 BW), geen vereiste. Anders dan onder het oude recht vervallen de wederzijdse verbintenissen niet automatisch in geval van overmacht. De crediteur die zich geconfronteerd ziet met een niet toerekenbare tekortkoming aan de zijde van zijn wederpartij, zal zich alleen door ontbinding definitief van zijn eigen verplichtingen kunnen bevrijden. Het artikel is van regelend recht. Partijen kunnen de bevoegdheid tot ontbinding uitsluiten of beperken.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.
C: Kernproblematiek
C.1: Reikwijdte
Op wederkerige overeenkomsten in de zin van artikel 6:261 lid 1 BW is dit artikel rechtstreeks van toepassing. De…