Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 271 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 26-09-2016 door mr. G.N. van Kooten

Artikel 271 Tekst van de hele regeling

Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 271.

C: Kernproblematiek

C.1: Rechtgevolgen van ontbinding

In artikel 6:271 BW zijn de primaire rechtsgevolgen van ontbinding neergelegd. Partijen zijn op het moment van ontbinding bevrijd van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen. Indien na dat moment een betaling of levering plaatsvindt, dan is deze onverschuldigd verricht en kan worden teruggevorderd op grond van artikel 6:203 BW; voor zover het de levering van goederen betreft, kan ook een vordering tot revindicatie worden ingesteld (art. 5:2 BW). Zie Van Boom (2013), artikel 6:271 BW, aant. 3.

Voor reeds verrichte prestaties bestaat een restitutieplicht, die er – voor zover mogelijk en redelijk – op gericht is de gevolgen van de overeenkomst ongedaan te maken. In geval van gedeeltelijke ontbinding treden de rechtsgevolgen slechts in ten aanzien van het ontbonden gedeelte. De koper die ontbinding van de overeenkomst vordert, dient steeds rekening te houden met de verbintenis tot teruggave van de door de verkoper geleverde prestatie die na ontbinding van de overeenkomst ontstaat, ook als het hof heeft verzuimd te beslissen op een vordering met diezelfde strekking van de verkoper. Zie HR 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:852.

Ontbinding mist ex artikel 6:269 BW terugwerkende kracht. Dit betekent dat de titel voor de overdracht (artikel 3:84 lid 1 BW) niet aan de overeenkomst ontvalt. De rechtsgrond van de verrichte prestaties blijft in stand zodat een vordering uit onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW niet mogelijk is.

C.2: Bevrijding van getroffen verbintenissen

Partijen zijn bevrijd van de door de ontbinding getroffen verbintenissen. Daarmee wordt niet noodzakelijkerwijs de gehele overeenkomst getroffen. In geval van gedeeltelijke ontbinding blijven bepaalde rechtsgevolgen van de overeenkomst ondanks de ontbinding in stand. De strekking van boetebedingen en arbitragebedingen brengt veelal mee dat deze evenmin door ontbinding eindigen. Ook de zorgverplichting van de huurder voor het gehuurde eindigt niet bij de ontbinding (zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 1026).

Na ontbinding verrichte prestaties voortvloeiend uit de getroffen verbintenissen kunnen op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) worden teruggevorderd. Een vordering tot nakoming van de getroffen verbintenissen is onmogelijk.

C.3: Verbintenissen tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties

Op het moment van ontbinding ontstaan twee (persoonlijke) verbintenissen tot ongedaanmaking. Primair betekent dit dat de geleverde zaken moeten worden teruggeleverd (retro-overdracht) in de staat waarin zij ontvangen zijn en de geldsom die ontvangen is voor de geleverde prestatie moet worden terugbetaald.

Ter zake van vertraging in de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis kan ex artikel 6:119 BW aanspraak worden gemaakt op vergoeding van wettelijke rente. Zie ook HR 12 juni 2015, NJ 2015, 352, «JBPR» 2015/62, ECLI:NL:HR:2015:1520 (AIS/Verweerder).

C.3.1: Onmogelijkheid van ongedaanmaking

Wanneer ongedaanmaking door de aard van de prestatie (zoals bij vervoer, huurgenot of andere verrichte diensten) onmogelijk is, wordt de restitutieverplichting vervangen door een waardevergoedingsverplichting (artikel 6:272 BW). In geval van feitelijke onmogelijkheid van nakoming (zoals bij het tenietgaan, beschadiging of doorlevering van de geleverde zaak) blijft de verplichting tot teruggave bestaan. De schuldenaar is dan verplicht tot betaling van vervangende schadevergoeding ex artikel 6:271 jo 6:74 BW, mits de omstandigheid waardoor nakoming onmogelijk geworden is aan hem kan worden toegerekend. Zie artikel 6:273 e.v. BW. Deze verplichting tot schadevergoeding moet worden onderscheiden van de schadevergoedingsverplichting van artikel 6:277 BW. De verplichtingen tot vergoeding van de waarde of de schade leveren secundaire verbintenissen op (zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 1026).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 271.

F: Literatuurverwijzing

  • Asser, C. en Jac. Hijma, Bijzondere overeenkomsten. Koop en ruil (Asser-Hijma 7-I*), Deventer: Kluwer 2013.
  • Bakels F.B., Ontbinding van overeenkomsten (Mon. BW nr. B58), Deventer 2011.
  • Boom, W.H. van, ‘I. Artikelsgewijs commentaar op titel 1, 2, 4 en 5’, in: E.H. Hondius (red.), Groene Serie Verbintenissenrecht, (losbl.), Deventer: Kluwer 2013.
  • Dokter, D., Risico bij koopovereenkomsten (diss. Rotterdam), Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2001.
  • Hartlief, T., ‘Ontbinding en onmogelijkheid van ongedaanmaking’, Kwartaalbericht Nieuw BW 1989, p. 36.
  • Hartlief, T., Ontbinding (diss.Groningen), Deventer: Kluwer 1994.
  • Hartkamp, A.S. en C. Sieburgh, Verbintenissenrecht – Algemeen Overeenkomstenrecht (Asser/Hartkamp/Sieburgh 6-III*), Deventer: Kluwer 2014.
  • Hijma, J. en M.M. Olthof, Compendium Nederlands vermogensrecht, Deventer: Kluwer 2014.
  • Jordaans, J.P., ‘Opschorting en ontbinding huurovereenkomst wegens gebreken van de verhuurde zaak’, BB 1997,p. 189-192.
  • Jong, G.T. de, Gedragsregels bij ontbinding’, NTBR 1999, p. 38-42.
  • Olthof,M.M., ‘De ongedaanmakingsverbintenissen’, in: Quod licet (Kleijn-bundel), p. 293-303, Deventer: Kluwer 1992.
  • Rueb, A.S., ‘Huurverlaging of opschorting- gedeeltelijke ontbinding’, NJB 1998, p. 157-163.
  • Streefkerk, C.A., ‘Opschorting en ontbinding als reactie op onderhoudsgebreken bij huur’, NTBR 1998, p. 1-8.
  • Vries, G.J.P. de, Recht op nakoming en schadevergoeding en ontbinding wegens tekortkoming, Deventer: Kluwer 1997.
  • Wissink, M.H., ‘Gedeeltelijke ontbinding wegens derving huurgenot, begrip tijdelijke onmogelijkheid’, NbBW 1998, p. 2-6.
  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.