Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 6 art. 82 (Letselschade) en (Vermogensrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 10-10-2016 door mr. drs. S.M. Kingma en mr. drs. H.J.S.M. Langbroek

Artikel 82 Tekst van de hele regeling

1.

Het verzuim treedt in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.

2.

Indien de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 82.

C: Kernproblematiek

Een ingebrekestelling heeft niet de functie om ‘het verzuim vast te stellen’, maar dient ertoe om – wanneer de vordering opeisbaar is en er nog niet of niet correct is gepresteerd – de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven. Aldus wordt nader bepaald tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Blijft nakoming op dat tijdstip uit dan schiet de schuldenaar vanaf dat moment tekort en is hij in verzuim (HR 22 oktober 2004, NJ 2006, 597, ECLI:NL:HR:2004:AO9494 en HR 20 september 1996, NJ 1996, 748, ECLI:NL:HR:1996:ZC2140 (Büchner/Wies)).

De ingebrekestelling dient aan verschillende voorwaarden te voldoen. In de eerste plaats dient deze schriftelijk te zijn. Naast de brief, het telegram en het telexbericht (Parl. Gesch. Boek 6, 288-290) wordt algemeen ook de fax daartoe geschikt geacht. Uit de meer recente parlementaire geschiedenis (Kamerstukken I 2009/10, 31 358, nr. E, p. 4) blijkt dat een langs elektronische weg verzonden aanmaning ook aan het schriftelijkheidsvereiste voldoet. Zie ook Rb. Amsterdam 21 november 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BC0337. Hoewel Verbintenissenrecht algemeen (De Jong), nr. 191 nog wel het voorbehoud maakt dat het passend moet zijn in de communicatieverhouding van partijen lijkt dit in de rechtspraak geen punt van discussie te zijn. De ingebrekestelling dient een aanmaning te bevatten. Vriendelijke verzoeken om of aansporingen tot nakoming hebben in beginsel dus geen betekenis (HR 7 april 2006, RvdW 2006, 374, ECLI:NL:HR:2006:AV0624). De ingebrekestelling kan ook bij voorbaat worden uitgebracht waarbij uiteraard geen nakoming kan worden gevorderd vóór – maar wel tegen – de datum waarop de vordering opeisbaar is (Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-I*2012/391).

De schuldenaar dient duidelijk te worden gemaakt van welke verbintenis precies nakoming wordt gevorderd (Verbintenissenrecht algemeen (De Jong), nr. 192). De ingebrekestelling dient een duidelijke termijn te bevatten die ook redelijk moet zijn. Over het algemeen wordt aangenomen dat een ingebrekestelling die geen termijn bevat, zijn effect mist (Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-I* 2012/391, zie bijvoorbeeld Hof Leeuwarden 15 maart 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BP9075). Bevat een ingebrekestelling een onredelijk korte termijn dan komt de schuldenaar toch in verzuim wanneer hij ook niet binnen een wel redelijke termijn nakomt (Verbintenissenrecht (Katan), artikel 82, aant. 35). Lid 1 stelt de eis dat de aanmaning een expliciete aansprakelijkstelling dient te bevatten. De aanmaning impliceert dat de schuldenaar aansprakelijk wordt gehouden wanneer niet binnen de gestelde termijn wordt gepresteerd (Parl. Gesch. Boek 6, p. 290). Er is echter rechtspraak waarin werd geoordeeld dat bij gebreke van eenaansprakelijkstelling er geen geldige ingebrekestelling was uitgebracht (Rb. Gelderland 4 december 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6470 en Rb. Utrecht 16 december 2009, ECLI:NL:RBUTR:2009:BK8533). In de in het tweede lid genoemde gevallen dient een aanmaning geen doel. Die kan dus achterwege blijven. Wel dient de schuldeiser schriftelijk te laten weten dat hij de vertraging niet accepteert en de schuldenaar voor de gevolgen aansprakelijk houdt. Het verzuim treedt in op het moment dat die mededeling de schuldenaar heeft bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW).

In voorkomend geval kan het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (HR 4 oktober 2002, NJ 2003, 257, ECLI:NL:HR:2002:AE4358 (Destillatietoren) en HR 28 november 2003, NJ 2004, 237, ECLI:NL:HR:2003:AJ0538). Onder verwijzing naar Parl. Gesch. Boek 6, p. 289 gaat het in de artikelen 6:82 en 6:83 BW – kort samengevat – niet zozeer om het geven van strakke regels die de schuldeiser naar de letter zal kunnen toepassen, maar verschaffen deze artikelen veeleer aan de rechter de mogelijkheid in de gegeven omstandigheden tot een redelijke oplossing te komen, aldus HR 2 december 2011, NJ 2012, 173, m.nt. L.C.A. verstappen, ECLI:NL:HR:2002:BU6591. De lagere jurisprudentie laat overigens een ander (strikter) beeld zien (zie het hieronder genoemde artikel van H.J.S.M. Langbroek). Hof Arnhem 18 september 2001, NJ 2002, 304, ECLI:NL:GHARN:2001:AE5250 en recenter Rb. Zutphen 16 maart 2011, ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ1738 oordeelde dat ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling de wederpartij toch gehouden kon worden een vergoeding te betalen voor de kosten die ze gemaakt zou hebben voor het herstel van gebreken wanneer ze wel in gebreke was gesteld. Het uitbrengen van een tweede of volgende ingebrekestelling waarin een nieuwe termijn wordt gesteld, kan een afstand inhouden van de rechten die de schuldeiser aan een eerdere ingebrekestelling kan ontlenen, maar dan toch slechts wanneer van die rechten ondubbelzinnig afstand is gedaan (Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-I* 2012/391).

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 6 artikel 82.

F: Literatuurverwijzing

  • Dunné, J.M. van, Verbintenissenrecht, Deel 1 Contractenrecht, Deventer: Kluwer 2004.
  • Brunner, C.J.H. en G.T. de Jong, H.B. Krans en M.H. Wissink, Verbintenissenrecht algemeen, Deventer: Kluwer 201
  • Hartkamp, A.S. en C.H. Sieburgh, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel I*. De verbintenis in het algemeen, eerste gedeelte, Deventer: Kluwer 2012.
  • Katan, M.B. Verbintenissenrecht (losbl.), artikel 82, Deventer: Kluwer.
  • Langbroek, H.J.S.M., ‘De ingebrekestelling: een nieuwe update’, ORP 2012/6, p. 34-39.
  • Zeben, C.J. van, J.W. du Pon en M.M. Olthof, Parlementaire Geschiedenis van het nieuwe burgerlijk wetboek. Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer: Kluwer 1981.