Naar de inhoud

Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 240 (Huurrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 22-03-2017 door mr. J. Groenewoud

Artikel 240 Tekst van de hele regeling

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen herstellingen worden aangewezen die moeten worden aangemerkt als kleine herstellingen die krachtens artikel 217 voor rekening van de huurder zijn. Van de krachtens het onderhavige artikel vastgestelde bepalingen kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

A: Inleiding

Volgens artikel 7:217 BW dient de huurder voor zijn kosten de kleine herstellingen te verrichten, behalve die welke voor rekening van de verhuurder komen als deze nalatig is. Zo bezien staat het begrip kleine herstellingen voor wat in artikel 7A:1619 oud-BW de ‘dagelijkse en geringe reparaties’ waren. Voor niet-woonruimte bestaat naar wordt aangenomen volledige vrijheid om hiervan af te wijken, maar artikel 7:242 BW geeft voor woonruimte aan dat onder meer bij artikel 7:217 BW sprake is van semidwingend recht, waarvan eventueel en hoogstens bij standaardregeling kan worden afgeweken. Altijd kan in het voordeel van de huurder worden afgeweken van deze kostenverdeling. Om onnodig debat tussen partijen te voorkomen is een dwingende maar niet-limitatief bedoelde lijst opgesteld in het Besluit kleine herstellingen. Zie AMvB 8 april 2003, Stb. 2003, 168. De lijst is opgesteld in overleg met marktpartijen en het Overleg Voorzitters van Huurcommissies, aldus de Nota van Toelichting bij de AMvB. Zie voorts artikelen 7:217 BW (‘kleine herstellingen’) en 7:242 BW (‘semidwingend recht’) voor nadere plaatsbepaling.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 240.

C: Kernproblematiek

C.1: Het Besluit kleine herstellingen en de Nota van Toelichting

De Nota van Toelichting bij het Besluit geeft aan dat de opsomming van ‘kleine herstellingen’ zoveel mogelijk de rechtspraak volgt, zoals die sinds de jaren tachtig zich heeft ontwikkeld, maar ook verder uitwerkt. In dit verband blijft de casuïstiek van de jurisprudentie op artikel 7A:1619 oud-BW van belang.

De Nota geeft aan dat twee maatstaven zijn gehanteerd, die van de ‘bereikbaarheid’ en die van de ‘noemenswaardige’ kosten, overigens zonder dat deze maatstaven worden gedefinieerd.

Voor de bereikbaarheid is niet gelet op de bijzonder handige of juist onhandige huurder. Wat ‘noemenswaardige kosten’ zijn, is niet nader aangegeven.

Er is echter minstens een derde categorie, waarbij ongeacht bereikbaarheid of kosten iets ‘categorisch’ ten laste van de huurder is gebracht. Het binnenschilderwerk is daarvan het beste voorbeeld: de bereikbaarheid kan tegenvallen, de kosten kunnen aanmerkelijk zijn.

De twee criteria worden wel in combinatie ingezet, maar niet steeds: er zijn herstelwerkzaamheden die als kleine herstelling voor rekening van de huurder komen, maar die niettemin noemenswaardige kosten meebrengen, zoals alweer binnenschilderwerk, maar ook tuinonderhoud.

Ter illustratie van de problematiek dient de regeling met betrekking tot het vervangen van ruiten. Het Besluit heeft de oplossing gezocht in een mengsysteem: niet de bereikbaarheid-sec maar vooral het niveau van de kosten. Ofschoon de Nota niet zozeer het oog lijkt te hebben op de kosten van de ruit zelf als wel op de met vervanging als zodanig gemoeide kosten, geciteerd: ‘Ruiten die eenvoudig kunnen worden vervangen in een glazen binnendeur, in een buitendeur of in een goed bereikbaar raam en waarvan het vervangen derhalve geen grote kosten meebrengt, zijn voor rekening van de huurder. Gaat het evenwel om een kostbare ruit of een ruit die niet zonder meer door de huurder te bereiken is of technisch lastig is te plaatsen en moeten derhalve noemenswaardige kosten worden gemaakt, dan is dat voor rekening van de verhuurder.’

Aldus zal de facet-geslepen glazen binnendeur snel voor rekening van de verhuurder, de eenvoudige glazen binnendeur voor rekening van de huurder ook al zou een dergelijke ruit toch ook kostbaar zijn, ‘een paar centen kosten’: dat brengt dus de vraag weer terug bij ‘wat is noemenswaardig’. De gemiddelde huurder zet niet zelf een nieuwe ruit in, maar laat de glaszetter komen: als die kosten worden meegerekend (de kosten van de ruit kunnen bescheiden zijn, maar de glaszetter ‘rijdt voor’ met alle gevolgen van dien): is dat altijd ‘noemenswaardig’ en dus des verhuurders? Dan zou het criterium zonder waarde zijn.

Mogelijk kan in concrete omstandigheden een grens worden gevonden door mede te letten op de hoogte van de huurprijs.

De Nota legt in dit verband nog een relatie met de regeling voor zelfwerkzaamheid van de huurder in de artikelen 7:215 en 7:216 BW. Herstellingen aan door de huurder zelf aangebrachte voorzieningen komen niet voor rekening van de verhuurder, evenmin als herstel van wat de huurder zelf beschadigd heeft, artikel 7:218 BW.

De lijst ziet ook op kleine herstellingen buiten de eigenlijke woonruimte, zoals sub k: ‘Het, zonder dat daaraan noemenswaardige kosten verbonden zijn, vervangen en vernieuwen van bestanddelen en onderdelen van de woonruimte welke zich buiten het woonruimtegedeelte van het gehuurde bevinden en die gemakkelijk zijn te vervangen, waaronder in elk geval: –- onderdelen van de brievenbus; –- onderdelen van de buitenlamp; –- onderdelen van de carport; –- onderdelen van de vlaggenstokhouder.’

Zo worden ook buiten het woonruimtegedeelte gelegen aanhorigheden als tuinen, erven, opritten en erfafscheidingen in de lijst sub l aangewezen als voor rekening van de huurder komende kleine herstellingen. Dat het kostenaspect in dat geval (anders dan bij de brievenbus en buitenlamp sub k) niet wordt genoemd blijkt ook hieruit dat van de eerste bewoner van een nieuwe woonruimte wordt gevergd dat hij de tuin aanlegt.

Samenvattend kan de Lijst worden ingedeeld als volgt, waarbij men op combinaties van criteria bedacht zij:

  • categorisch rekening huurder: Lijst sub a, b, c, e, f, g, l, p, t, v;
  • bereikbaarheidsheidscriterium: Lijst sub m, n, o, q, s, u;
  • noemenswaardige kosten-criterium: Lijst sub d, h, i, j, k, r;
  • ook herstel buiten woonruimtegedeelte: Lijst sub k, l, n, o, p, s, t, u, v.

De rechtvaardiging voor deze laatste categorie vindt de Nota van Toelichting in de definitie van woonruimte van artikel 7:233 BW dat toch onder de woonruimte rangschikt ‘de daarbij behorende onroerende aanhorigheden zoals de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen’.

Tussen verhuurder en huurder kan worden overeengekomen dat herstellingen die voor rekening van huurder komen, door verhuurder worden verzorgd voor rekening van huurder, af te rekenen via de servicekostenregeling van artikel 7:258 BW en volgende.

D: Jurisprudentie uitgebreid

Vzngr. Rb. Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, 29 april 2010, WR 2011, 34;

in huurovereenkomst onderhoud en reparatie cv-installatie voor rekening huurder gebracht; een niet verbindende bepaling: kantonrechter: voor onderhoud cv is technische kennis vereist; daarmee is geen sprake van een zelf zonder noemenswaardige kosten uit te voeren eenvoudig onderhoud (preventief of correctief): Besluit kleine herstellingen (ook gelet op de niet-limitatieve Bijlage sub i) brengt die kosten voor rekening verhuurder.

Rb. Den Haag, sector kanton, locatie Leiden, 15 september 2010, WR 2011, 7;

volgens Huurcommissie komt van het binnenschilderwerk in een studentencomplex (kamergewijs bewoond groot huis met verkeersruimten) slechts het schilderwerk van de kamers voor rekening van huurders, niet ook dat van de verkeersruimten; kantonrechter: het Besluit kleine herstellingen steunt die beperking niet; al het binnenschilderwerk voor rekening verhuurder conform Bijlage sub a. De kantonrechter laat open of deze beslissing ook geldt in een appartementencomplex waarin zich ‘achter de voordeur’ zelfstandige woonruimten bevinden terwijl in een studentenhuis ‘achter de voordeur “het huis begint” en in de verkeersruimten ook (veelal zichtbaar) wordt geleefd en gefeest’.

Rb. Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam 21 januari 2009, WR 2009, 97, ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ7851;

aansluiting bij systeem ‘Besluit kleine herstellingen’ bij een muizenplaag: tenzij bestrijding niet in vermogen huurder ligt of bouwfysische beperkingen er aan in de weg staan, dient een huurder zelf ongedierte te bestrijden.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 240.

F: Literatuurverwijzing

  • Abas, P., Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. Bijzondere overeenkomsten. Deel 5-IIa. Huur, Deventer: Kluwer 2007.
  • Dozy, R.A. en F. van der Hoek, Tekst & Commentaar Huurrecht, Deventer: Kluwer 2014.
  • Hielkema, H.M., H.E.M. Vrolijk en E.E. de Wijkerslooth-Vinke, Groene Serie Huurrecht, Deventer: Kluwer.
  • Jonge, A.R. de, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2013.
  • Jonge, A.R. de, E.E. de Wijkerslooth-Vinke en J. Gelink, Parlementaire geschiedenis huurrecht, Deventer: Kluwer 2008.
  • Kloosterman, A.M., H.J. Rossel en M.H. Rozeboom, Hoofdlijnen in het Huurrecht, Deventer: Kluwer 2014.
  • Kloosterman, A.M. (red.), HuurRecht nieuwsbrief, Eindhoven: Euroforum: Euroforum Uitgeverij B.V., tweemaandelijks.
  • Oldenhuis, F.T., J.G. Idsardi en A.M. Kloosterman, Jurisprudentie Huurrecht 1950-2001, Deventer: Kluwer 2003.
  • Rossel, H.J., Huurrecht algemeen, Deventer: Kluwer 2011.
  • Sanden, P. van der en J. Sengers, Huurrecht Woonruimte, Den Haag: Sdu Uitgevers 2013.
  • Steenmetser, T.H.G., Huurrecht Wetteksten & Toelichtingen, Den Haag: Sdu Uitgevers 2014.
  • WR, Tijdschrift voor Huurrecht, jaarlijkse ‘special’ met ‘overzicht jurisprudentie huurrecht’ (feitelijk vervolg op Oldenhuis c.a. jurisprudentie 1950-2001).