De werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7 art. 661 (Arbeidsrechtartikelsgewijs)
Commentaar is bijgewerkt tot 27-09-2017 door mr. dr. Y.R.K. Waterman
Artikel 661 Tekst van de hele regeling
Afwijking van lid 1 en van artikel 170 lid 3 van Boek 6 ten nadele van de werknemer is slechts mogelijk bij schriftelijke overeenkomst en slechts voor zover de werknemer te dier zake verzekerd is.
A: Inleiding
Waar gehakt wordt, vallen spaanders; en zo treedt ook in de uitoefening van de werkzaamheden wel eens schade op. Art. 7:661 BW behandelt de aansprakelijkheid van de werknemer om die schade te vergoeden. Daarbij staat het beschermende karakter van het arbeidsrecht centraal: met name de consideraties dat de werkgever een sociaaleconomisch sterkere positie heeft dan de werknemer, zeggenschap heeft over de werkplek en de uitvoering van de werkzaamheden en de risico’s van de arbeid heeft gecreëerd en daarvan ook de baten geniet (en dus ook de lasten).1 De aansprakelijkheidskwestie kan lastig worden waar het de socialisering van de arbeid betreft en de grenzen van de uitoefening van de werkzaamheden niet scherp te bepalen zijn. Ook het aantonen van opzet of bewuste roekeloosheid om schade te veroorzaken is niet eenvoudig. Al met al toont…