De inbreng van de vennoot kan bestaan in geld, goederen, genot van goederen en arbeid.
Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 7A art. 1655, 1662, 1670 t/m 1673, 1676, 1678 t/m 1681, 1683 t/m 1684, 1686 en 1688
Commentaar is bijgewerkt tot 19-11-2017 door prof. mr. J.B. Wezeman
Artikel 1655 Tekst van de hele regeling
Maatschap is eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te deelen.
Artikel 1662 Tekst van de hele regeling
Op de inbreng van een goed zijn de bepalingen omtrent koop, op de inbreng van genot van een goed de artikelen 1584-1623 van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtsverhouding zich daartegen niet verzet.
Artikel 1670 Tekst van de hele regeling
Indien bij de overeenkomst van maatschap het aandeel van ieder vennoot in de winsten en de verliezen niet is bepaald, is elks aandeel geëvenredigd aan hetgeen hij in de maatschap heeft ingebragt.
Ten aanzien van degenen die slechts zijne nijverheid heeft ingebragt, wordt het aandeel in de winsten en de verliezen berekend gelijk te staan met het aandeel van dengenen der vennooten die het minst heeft ingebragt.
Artikel 1671 Tekst van de hele regeling
De vennooten kunnen niet bedingen dat zij de regeling der hoegrootheid van hun aandeel aan een hunner of aan eenen derde zullen overlaten.
Een zoodanig beding wordt voorondersteld niet geschreven te zijn, en zullen alzoo de verordeningen van het voorgaande artikel worden in acht genomen.
Artikel 1672 Tekst van de hele regeling
Het beding, waarbij aan een der vennooten alle de voordeelen mogten toegezegd zijn, …