Naar de inhoud

Commentaar op Leerplichtwet 1969 (Jeugdrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 03-11-2015 door Mr. dr. J.H. de Graaf
Tekst van de hele regeling

A: Inleiding

Het BW, de Grondwet en het internationale recht vormen een belangrijk kader waarbinnen de Leerplichtwet kan worden geplaatst en begrepen.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.

C: Kernproblematiek

C.1: Burgerlijk Wetboek (artikel 1:247)

Het BW vormde destijds de basis waarop de invoering van een leerplicht werd gegrondvest. Bij de invoering van de leerplicht bestonden destijds grote twijfels over de wenselijkheid en noodzaak daarvan. Voor- en tegenstanders van de leerplicht hielden elkaar vrijwel in evenwicht. Tegenstanders beschouwden de leerplicht als een onaanvaardbare aantasting van het ouderlijk gezag. De leerplicht werd uiteindelijk in de Tweede Kamer met een verschil van slechts één stem aangenomen. Groot pleitbezorger van het voorstel was de voor de indiening en verdediging van het wetsvoorstel verantwoordelijke minister Goeman Borgesius, minister van Binnenlandse Zaken. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel opent met de zinsnede: ‘Ons Burgerlijk Wetboek legt aan de ouders de verplichting op, hunne kinderen te onderhouden en optevoeden’ (Kamerstukken II 1897/98, 160, nr. 3, p. 4). Voor de minister is het duidelijk dat onder deze opvoedingsplicht ook de verplichting van ouders valt om ervoor te zorgen dat hun kinderen onderwijs genieten (De Graaf 2000, p. 41). De leerplicht is in deze visie niet anders dan de uitwerking van een al wettelijk erkende plicht. In die visie wordt ‘verwaarlozing’ niet meer als enige rechtsgrond voor overheidsingrijpen beschouwd en vooral dit…