Kern van het wetsartikel
Art. 44 regelt dat voor degene die recht heeft op een WAO-uitkering en inkomen uit arbeid geniet, gedurende de eerste vijf jaar het inkomen niet worden beschouwd als inkomen uit arbeid die wordt aangemerkt als gangbare arbeid in de zin van art. 18, lid 5. Dit heeft tot gevolg dat het verwerven van arbeidsinkomen niet (direct) tot aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt.
Lid 1 regelt dat het inkomen uit arbeid die de WAO-uitkeringsgerechtigde geniet, voor de eerste vijf jaar worden verrekend met de WAO-uitkering. Na afloop van de periode van vijf jaar worden de inkomsten aangemerkt als inkomen afkomstig uit gangbare arbeid.
Lid 2 regelt dat het loon geacht wordt te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.
Lid 3 geeft aan wanneer de periode van vijf jaar aanvangt en in welke situatie een nieuwe periode van vijf jaar gaat beginnen.
Lid 4 geeft aan dat de periode van vijf jaar wordt verlengd als op de laatste dag van die periode inkomen, waarvoor geen arbeid wordt verricht, wordt genoten, tot de dag dat wel inkomen uit arbeid wordt genoten.
Lid 5 geeft aan dat de periode van vijf jaar voor onbeperkte duur wordt verlengd, zolang inkomen wordt genoten in de vorm van loon op grond van een arbeidsovereenkomst in de zin van hoofdstuk 2 en 3 Wet sociale werkvoorziening (Wsw).
Lid 6 geeft aan dat de minister van SZW kan bepalen dat voor bepaalde groepen personen lid 1 voor onbeperkte duur van toepassing zal zijn.
Lid 7 bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden vastgesteld met betrekking tot lid 1.
In lid 8 is geregeld dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald wat onder inkomen en loon in de zin van lid 1 wordt verstaan.
Lid 9 regelt dat bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, loon slecht eenmaal in aanmerking wordt genomen.
Op grond van lid 6 tot en met 8 (tot 1 januari 2015 lid 5 tot en met 7) is de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid, ministeriële regeling van 15 februari 1994, Stcrt. 1994, 34 vastgesteld. Deze ministeriële regeling is in werking getreden met ingang van 19 februari 1996 met terugwerkende kracht tot 1 augustus 1993.
Op grond van lid 7 (tot 1 januari 2015, lid 6) is het Besluit Uitzondering toepassingstermijn anticumulatie (ex art. 33 AAW), ministeriële regeling van 22 februari 1994, Stcrt. 1994, 38, in werking getreden met ingang van 25 februari 1994, met terugwerkende kracht tot 1 augustus 1993.
Beschrijving van de wijzigingen
Wijziging met ingang van 11 december 2015 met t.w.k. tot 1 juli 2015
Op grond van art. XXVI, onderdeel B, Verzamelwet SZW 2016, Wet van 25 november 2015, Stb. 2015, 464, is in art. 44, lid 8, na ‘bepaald wat onder inkomen’ ingevoegd: en loon.
Wijziging met ingang van 1 juli 2015
Op grond van art. XXIV, onderdeel E00a, Verzamelwet SZW 2015, Wet van 26 november 2014, Stb. 2014, 504, is art. 44 met ingang van 1 januari 2015 als volgt gewijzigd.
1. Onder vernummering van de leden 2 tot en met 7 tot 3 tot en met 8, is een lid ingevoegd, luidende:
‘2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.’
2. Lid 3 (nieuw) is komen te luiden:
‘3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.’
3. Er is een lid toegevoegd, luidende:
‘9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.’
Wijziging met ingang van 1 januari 2013
Op grond van art. VII, onderdeel B, Wet uniformering loonbegrip, Wet van 6 juni 2011, Stb. 2011, 288 zal art. 44, lid 4, onderdeel b, met ingang van 1 januari 2013 als volgt komen te luiden:
b. het bedrag aan inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij uitbetaling over dat bedrag verschuldigd zou zijn.
Omdat onderdeel b al was ingetrokken met ingang van 1 januari 2012 is op grond van art. XVIII, onderdeel D, Fiscale Verzamelwet 2012, Wet van 1 november 2012, Stb. 2012, 544 voornoemde wijziging weer ingetrokken.
Tweede wijziging met ingang van 1 januari 2012
Op grond van art. XVII, onderdeel B, Verzamelwet SZW 2012, Wet van 1 december 2011, Stb. 2011, 618 is met ingang van 1 januari 2012 in art. 44 WAO lid 4 vervallen, onder vernummering van lid 5 tot en met 8 tot lid 4 tot en met 7.
Eerste wijziging met ingang van 1 januari 2012
Op grond van art. V, onderdeel G, Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving, Wet van 23 december 2010, Stb. 2010, 867 is de tekst van art. 44 met ingang van 1 januari 2012 opnieuw vastgesteld.
Wijziging met ingang van 1 augustus 2009
Op grond van art. VII, onderdeel B, Verzamelwet SZW-wetgeving 2009, Wet van 2 juli 2009, Stb. 2009, 318 is aan art. 44, lid 2 een onderdeel c toegevoegd.
Wijziging met ingang van 1 januari 2009
Op grond van art. I Wet tot wijziging van de WAO en de WAZ om uitkerings-gerechtigden te stimuleren arbeid te gaan verrichten, Wet van 11 november 2008, Stb. 2008, 603 met ingang van 1 januari 2009 art. 44 als volgt gewijzigd:
-
Lid 1, aanhef is komen te luiden: Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomsten uit arbeid geniet, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar, vanaf de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid worden genoten, niet aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering;
-
Aan lid 1 wordt een zin toegevoegd, luidende: Na afloop van het in de eerste zin genoemde tijdvak wordt de arbeid aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
-
In lid 2 vervallen de eerste en de derde zin.
-
In lid 2 wordt ‘Deze termijn’ vervangen door ‘Het in het lid 1 genoemde tijdvak van vijf jaar:’ en wordt in onderdeel b ‘het van de drie jaar resterende tijdvak’ vervangen door ‘het van de vijf jaar resterende tijdvak’.
-
Lid 7 vervalt.
Wijziging met ingang van 23 december 2006 (met terugwerkende kracht tot 29 december 2005)
Op grond van art. X, onderdeel H, Verzamelwet sociale verzekeringen 2007, Wet van 30 november 2006, Stb. 2006, 703 is met terugwerkende kracht tot 29 december 2005 art. 44, lid 2, onderdeel b als volgt komen te luiden:
‘b. wordt, indien gedurende een periode van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken indien vervolgens opnieuw inkomsten worden genoten uit dezelfde arbeid als de arbeid die werd verricht voor de onderbreking, met dien verstande dat het van de drie jaar resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment dat opnieuw de inkomsten uit die arbeid worden genoten.’
Wijziging met ingang van 1 januari 2006
Op grond van art. 3.8.15, onderdeel D, Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet, Wet van 6 oktober 2005, Stb. 2005, 525 is met ingang van 1 januari 2006 lid 4 aangepast in verband met de wijzigingen ten gevolge van de invoering van de Zorgverzekeringswet.
Wijziging met ingang van 29 december 2005
Op grond van art. 1.1, onderdeel Q, Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Wet van 10 november 2005, Stb. 2005, 573 is met ingang van 29 december 2005 lid 2, tweede volzin als volgt komen te luiden:
‘Deze termijn:
a. wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de drie jaren resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten’. Voorts is lid 7 aan art. 44 toegevoegd.
Wijziging met ingang van 1 januari 2004
Op grond van art. X, onderdeel Ka, Verzamelwet sociale verzekeringen 2003, Wet van 19 december 2003, Stb. 2003, 544 in met ingang van 1 januari 2004 in lid 4 de zinsnede ‘Na afloop van een kalenderkwartaal wordt het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die op grond van het derde lid niet zijn uitbetaald wegens het genieten van het loon, bedoeld in het derde lid’ vervangen door: Maandelijks wordt het geraamde bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die op grond van het derde lid niet worden uitbetaald wegens het genieten van dat loon.
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de wetstechnische informatie van de regeling.