Naar de inhoud

Commentaar op Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Artikel 61 (De hoogte van de loongerelateerde uitkering en de loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering). (artikeltekst geldig vanaf 2016-01-01)

Commentaar is bijgewerkt tot 8 december 2017 door mr. A. Wit

Artikel 61 De hoogte van de loongerelateerde uitkering en de loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering Tekst van de hele regeling

1.

De loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering bedraagt per kalendermaand:

a.

0,75 x (A-B x C/D) over de eerste twee maanden waarin het recht op uitkering bestaat; en

b.

0,7 x (A-B x C/D) vanaf de derde maand waarin het recht op uitkering bestaat. Hierbij staat:

A voor het maandloon;

B voor het inkomen per kalendermaand;

C voor het dagloon waarnaar de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering is berekend;

D voor het dagloon waarnaar de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag.

2.

De hoogte van de loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering komt overeen met de hoogte van de loongerelateerde uitkering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien de verzekerde ten minste een inkomen verdient dat gelijk is aan zijn overblijvende verdiencapaciteit, bedoeld in het derde lid, of indien voor hem geen inkomenseis als bedoeld in artikel 60 geldt.

3.

De overblijvende verdiencapaciteit, bedoeld in het tweede lid, is gelijk aan twee maal de inkomenseis, bedoeld in artikel 60, tweede lid.

4.

De loonaanvullingsuitkering van de WGA-uitkering bedraagt voor de verzekerde die ten minste 50 % van doch minder dan zijn overblijvende verdiencapaciteit…