Naar de inhoud

Commentaar op Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 816 (Burgerlijkprocesrecht), (Jeugdrecht) en (Relatierecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 07-06-2017 door mr. dr. J.C.E. Ackermans-Wijn

Artikel 816 Tekst van de hele regeling

1.

Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een advocaat. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.

2.

Het tijdstip dat ingevolge lid 1 in het exploit moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.

3.

Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen, of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.

4.

Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.

5.

Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 4, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.

A: Inleiding

Wijzigingen voortvloeiend uit KEI ten aanzien van de artikeltekst:

De tekst van artikel 816 gaat als volgt luiden:

Artikel 816

1. Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van de procesinleiding een afschrift daarvan bezorgen of betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in de procesinleiding vermelde dag kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel daarvoor verzoeken. De proces-inleiding vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een ad-vocaat.

2. De dag die ingevolge lid 1 in de procesinleiding moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de bezorging of betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.

3. Heeft de verzoeker de procesinleiding bezorgd en de andere echtgenoot dient niet uiterlijk op de in de procesinleiding vermelde dag een verweer-schrift in of verzoekt om uitstel daarvoor, dan kan de verzoeker binnen twee weken na de in de procesinleiding vermelde dag de procesinleiding bij exploot betekenen aan de andere echtgenoot. Indien de verzoeker deze betekening achterwege laat, wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

4. Bij een betekening ingevolge het derde lid wordt de termijn voor het in-dienen van een verweerschrift of voor het verzoeken van uitstel daarvoor verlengd met vier weken, te rekenen vanaf de dag van betekening.

5. Indien de voorschriften voor de betekening van de procesinleiding niet in acht zijn genomen, of indien het exploot van betekening van de procesin-leiding anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.

6. Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een tegenverzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die de oorspronkelijke procesinleiding heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.

7. Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 6, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.

Dit artikel betreft de betekening van het eenzijdig verzoek tot echtscheiding na indiening ter griffie alsmede de termijn waarop verweer gevoerd moet worden, de mogelijkheid van uitstel voor verweer en de mogelijkheid om op het in het verweerschrift opgenomen zelfstandig verzoek weer verweer te voeren.

Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de procedure tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap (artikel 828 Rv).

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 816.

C: Kernproblematiek

C.1: Verzoekschrift tot echtscheiding

C.1.1: Indiening verzoekschrift

De betekening van het eenzijdig verzoekschrift tot echtscheiding is een uitzondering in het systeem van de verzoekschriftprocedure.Een dagvaarding wordt immers betekend maar een verzoekschrift wordt ingediend ter griffie.De eis van betekening is in de wet opgenomen omdat inschakeling van een deurwaarder, zeker in het geval de echtgenoten nog samenwonen, meer waarborgen biedt dat het stuk de andere echtgenoot tijdig bereikt (Kamerstukken II 1990/91, 21 881, nr. 3, p. 4). Het gemeenschappelijk verzoek hoeft (vanzelfsprekend) niet betekend te worden. Zijn partijen overeengekomen beiden in rechte te verschijnen zonder betekening en doen zij dat ook of is er sprake van een referteverklaring (artikel 5.5 Procesreglement scheiding) dan is betekening niet noodzakelijk (zie artikel 4.4. Procesreglement scheiding).

Het eenzijdig verzoekschrift tot echtscheiding wordt eerst ingediend ter griffie (artikel 278 lid 2 Rv). Het aantal exemplaren is geregeld in artikel 2.1 Procesreglement scheiding. De griffie tekent de dag van ontvangst aan op het verzoekschrift. De datum van indiening is van belang in verband met de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap van rechtswege (artikel 1:99 lid 1 onder b BW) of in verband met vervaltermijnen (bijvoorbeeld artikel 1:164 lid 2 BW) of het vervallen van de voorlopige voorzieningen die op voorhand verzocht zijn (artikel 821 lid 4 Rv).

Indiening kan plaatsvinden ter griffie gedurende de openingstijden van de griffie, door bezorging in de postbus of door toezending per post of fax (artikel 33 Rv). Wordt een verzoekschrift per fax ingediend dan dient met bekwame spoed het originele verzoekschrift voorzien van handtekening ingediend te worden (HR 14 april 2000, NJ 2000, 359 en HR 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ1009). Zie verder Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 278 Rv.

C.1.2: Betekening

Binnen veertien dagen na indiening van het verzoekschrift dient een afschrift van dit verzoekschrift aan de andere echtgenoot betekend te worden en in het exploot van betekening dient het tijdstip waarop uiterlijk een verweerschrift ingediend kan worden of uitstel daarvoor gevraagd kan worden, vermeld te worden, alsmede dat een en ander alleen door middel van een advocaat kan geschieden.

De termijn voor het indienen van een verweerschrift of het vragen van uitstel daarvoor bedraagt (zie artikel 816 lid 2 en artikel 4.1. Procesreglement scheiding):

  • Bij betekening binnen Nederland en een bekende woon- of verblijfplaats ten minste zes weken vanaf de dag van betekening;
  • Bij betekening binnen Nederland zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland ten minste drie maanden vanaf de dag van betekening;
  • Wanneer de andere echtgenoot een onbekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft maar een bekende woon- of verblijfplaats in het buitenland, ten minste drie maanden vanaf de dag waarop het exploot in het buitenland is uitgereikt of de volgens de plaatselijk geldende regeling verplichte handelingen daartoe zijn verricht.

Voor de betekening binnen Nederland zijn de regels van artikel 45 e.v. Rv van toepassing. In artikel 57 Rv is geregeld de betekening in geval de echtgenoten nog samenwonen. Zie verder Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 45 e.v. Rv.

Bij betekening in het buitenland zijn met name de EG-Betekeningsverordening 1393/2007 en het Haags Betekeningsverdrag van belang.

  • Heeft de andere echtgenoot een onbekende woonplaats en/of onbekend werkelijk verblijf in Nederland maar wel een bekende woonplaats en/of werkelijk verblijf in een EU-land, dan is de EG-Betekeningsverordening van toepassing.
  • Het Haags Betekeningsverdrag is van toepassing als de woon- of verblijfplaats wel bekend is en gelegen in een staat die aangesloten is bij dit verdrag mits de EG-Betekeningsverordening niet van toepassing is.

Zie hieromtrent verder Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 55 Rv en Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 56 Rv.

Verschijnt de andere echtgenoot in de procedure (HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9287), dan kan deze zich niet beroepen op gebreken in de betekening die zien op de eisen die gesteld worden in lid 1 en lid 2 van artikel 816 Rv of anderszins op gebreken met betrekking tot het exploot van betekening als hij niet ten gevolge van die gebreken in zijn verdediging is geschaad (HR 21 december 2001, NJ 2002, 282).

De toepassing van artikel 120 Rv en artikel 121 Rv leidt ertoe dat wanneer verweerder niet verschijnt in de procedure, de gebreken hersteld kunnen worden. Slechts bij hoge uitzondering zal de rechter de nietigheid van het exploot uitspreken. Herstel kan van belang zijn om te voorkomen dat een niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken in het geval dat op voorhand voorlopige voorzieningen gegeven zijn. Een voorbeeld waarin wel een exploot nietig werd geoordeeld is de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. Deze oordeelde in zijn uitspraak van 7 augustus 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3912 een vrouw niet-ontvankelijk omdat zij het verzoekschrift tot echtscheiding had betekend op het adres van de echtelijke woning waarop de man nog stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, maar waar hij feitelijk niet verbleef. Nu de vrouw bekend was met het adres van het werkelijk verblijf van de man op Curaçao, had zij daar moeten betekenen en kon zij niet volstaan met betekening op het GBA-adres.

Het verzoekschrift kan niet betekend worden aan het kantoor van de advocaat die in de procedure van de voorlopige voorzieningen voor de ander echtgenoot is opgetreden. De woonplaatskeuze van de andere echtgenoot in die voorlopige voorzieningenprocedure kan niet gelden als woonplaatskeuze in de na de voorlopige voorzieningen opgestarte echtscheidingsprocedure (HR 10 oktober 2003, NJ 2003, 646).

Het originele exploot van betekening dient uiterlijk vier weken na de datum waarop het verzoekschrift ter griffie is ingeschreven, overgelegd te worden (artikel 4.2 Procesreglement scheiding). De vraag is of er een sanctie staat of moet staan op schending van de veertiendagentermijn van artikel 816 lid 1 Rv in het geval dat verweerder niet in de procedure is verschenen, maar verzoeker wel binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding het originele (en verder zonder gebreken) betekeningsexploot bij de rechtbank heeft ingediend. De artikelen 120 en 121 Rv behelzen de situatie dat een exploot aan een gebrek lijdt, maar in het geval van overschrijding van de in artikel 816 lid 1 Rv genoemde termijn van veertien dagen is evenwel geen sprake van een gebrek in het exploot en valt er ook niets te herstellen. De toelichting op artikel 4.2 van het Procesreglement scheiding vermeldt op dit punt: “Overlegging van het exploot is van essentieel belang voor de voortgang van de procedure. Zonder dat is immers geen einde verweertermijn bekend en kan er met de zaak dus verder niets worden gedaan. Het opleggen van een sanctie is dan ook onvermijdelijk. De enig denkbare sanctie is niet-ontvankelijkverklaring. Door deze sanctie vervalt de noodzaak de termijn van artikel 816 lid 1 Rv apart te sanctioneren.” Niet goed valt in te zien welk belang er is geschonden indien niet binnen veertien dagen maar binnen een termijn van twee tot vier weken is betekend. De verweerder wordt niet in zijn verweertermijn bekort, aangezien deze pas begint te lopen op het moment van betekening. De in artikel 816 lid 1 Rv opgenomen termijn lijkt derhalve overbodig naast artikel 4.2. van het Procesreglement Scheiding en een aparte sanctionering van overschrijding van die termijn is dus niet nodig. Zie hierover het artikel van Backx onder F. Literatuurverwijzing.

Voor betekening op grond van de EG-Betekeningsverordening geldt het bewijs van verzending aan de ontvangende instantie in het buitenland als betekeningsexploot. Tevens dient het certificaat als bedoeld in artikel 10 EG-Betekeningsverordening overgelegd te worden. Gebeurt dit overleggen te laat, dan kan dat ertoe leiden dat verzoeker zonder mondelinge behandeling (zie hieromtrent artikel 815 Rv onder C.3) niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding, behoudens voor zover verzoeker klemmende redenen hiervoor heeft aangevoerd of inmiddels een verweerschrift is binnengekomen. Bij het ontbreken van een dergelijke mededeling van verzoeker wordt ervan uitgegaan dat hij geen prijs stelt op een mondelinge behandeling.

. Zie artikel 4.2 Procesreglement scheiding. Overigens lijkt de gang van zaken om zonder mondelinge behandeling verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in strijd met HR 14 januari 2005, NJ 2005, 481. Daarin heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid alleen uitgesproken kan worden als daartoe een wettelijke basis bestaat of de goede procesorde zodanig is geschonden dat een dergelijke beslissing gerechtvaardigd is en niet zonder dat een mondeling behandeling heeft plaatsgevonden waarin de ontvankelijkheid aan de orde is gekomen.

C.2: Verweerschrift/referte

Voor het verweerschrift gelden de eisen zoals vermeld in artikel 282 lid 1 Rv, dat verwijst naar de eisen voor het verzoekschrift in artikel 278 Rv. Artikel 5.1 Procesreglement scheiding bepaalt hoeveel exemplaren ingediend moeten worden en welke bescheiden bijgevoegd moeten worden.

Het verweerschrift of het verzoek tot uitstel voor het indienen van een verweerschrift dient uiterlijk op de in het exploot vermelde datum te worden ingediend. Een verweerschrift of het verzoek tot uitstel van verweer dient door een advocaat gedaan te worden. In beide gevallen stelt de advocaat zich voor de verwerende partij (HR 26 juni 2009, LJN BH9287). De wet kent alleen een regeling voor herstel ingeval een verzoeker zonder advocaat een verzoek indient (artikel 281 Rv). De regeling voor herstel door verweerder is te vinden in artikel 5.3 Procesreglement scheiding. Echter bij dat herstel dienen de termijnen zoals opgenomen in het verzoekschrift in acht genomen te worden.

Artikel 5.2 Procesreglement scheiding regelt de termijnen voor uitstel. De rechter bepaalt de termijnen voor uitstel, maar moet daarbij waken voor onredelijke vertraging van de procedure (artikel 20 lid 1 Rv).

Indien het verweerschrift ingevolge lid 4 een zelfstandig verzoek bevat (zie ook artikel 282 lid 4 Rv), wordt aan de oorspronkelijke verzoeker een verweertermijn van vier weken (artikel 6 Procesreglement scheiding) gegeven. Deze termijn kan verlengd worden (lid 5). Zie voor de regeling van verlenging artikel 5.2. Procesreglement scheiding. In de algemene regeling van de verzoekschriftprocedure is het geven van een verweertermijn aan de oorspronkelijke verzoeker niet expliciet geregeld en overgelaten aan de rechter. Zie omtrent het zelfstandig verzoek in scheidingsprocedures Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 827 Rv.

Een te laat ingediend verweerschrift wordt geweigerd, tenzij (artikel 5.4 Procesreglement scheiding):

  • verweerder een schriftelijke verklaring van verzoeker overlegt waaruit blijkt dat hij geen bezwaar heeft;
  • verweerder schriftelijk klemmende redenen aanvoert die te late indiening rechtvaardigen.

Is er niet tijdig verweer gevoerd en zijn er geen minderjarige kinderen die in staat gesteld moeten worden hun mening kenbaar te maken, dan kan een mondelinge behandeling achterwege blijven (zie Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht, artikel 818 lid 1 Rv). In dat geval zal er een bureaubeschikking worden gegeven.

De griffier verzendt het verweerschrift met bijlagen aan de verzoeker (artikel 282 lid 2 Rv).

Tot afloop van de verweertermijn kan ook een referteverklaring overgelegd worden. Zie artikel 5.5 Procesreglement scheiding voor de eisen die aan deze verklaring gesteld worden en de mogelijkheid om de zaak zonder mondelinge behandeling af te handelen. Indien de referteverklaring van de echtgenoot door een advocaat wordt ingediend blijft volgens (het commentaar op) artikel 5.5 Procesreglement scheiding de zaak een verstekzaak. Dit lijkt echter te botsen met HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH9287, waarin is beslist dat de advocaat zich in verzoekschriftprocedures kan stellen en verweerder dan is verschenen, ook al wordt er geen verweerschrift ingediend. Er zou dan geen sprake zijn van een beschikking bij verstek zodat niet artikel 806 Rv van toepassing is, maar artikel 358 Rv. Dit betekent dat men als in de procedure verschenen belanghebbende binnen drie maanden na de dag van uitspraak beroep moet instellen en niet pas binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking op andere wijze bekend is geworden. Zie ook Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht, artikel 820 Rv.

C.3: Hoger beroep

In hoger beroep is artikel 816 niet van overeenkomstige toepassing verklaard en vindt derhalve geen betekening plaats. Het verzoekschrift wordt ter griffie ingediend (artikel 359 Rv) en in principe wordt er steeds een datum voor mondelinge behandeling bepaald. Zie artikel 1.4.1 en artikel 2.6.1 Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven

D: Jurisprudentie uitgebreid

Rb. Midden-Nederland 7 augustus 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:3912; Op grond van artikel 816 Rv dient de verzoekende partij zorg te dragen voor betekening van het verzoekschrift tot echtscheiding aan de verweerder binnen veertien dagen na de indiening ter griffie. Betekening dient plaats te vinden aan de woonplaats van verweerder. Het echtscheidingsverzoek is betekend op het adres van de echtelijke woning waar de man nog staat inschreven in de gemeentelijke basisadministratie. De man verbleef daar niet feitelijk. Hij is vertrokken naar Curaçao en verblijft daar op het adres van zijn moeder. De vrouw had het verzoekschrift aan het feitelijke woonadres van de man moeten laten betekenen, dus in Curaçao. Nu betekening niet aan dat adres heeft plaatsgevonden is het aannemelijk dat het exploot de man niet heeft bereikt. Nu de man niet in de procedure is verschenen is het exploot ingevolge artikel 816 lid 3 jo. artikel 121 lid 3 Rv nietig, hetgeen tot gevolg heeft dat de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 816.

F: Literatuurverwijzing

  • T.J. Backx, 'Niet tijdige betekening echtscheidingsverzoek', EB Tijdschrift voor scheidingsrecht 2014/23.