Compendium Samenwonen - 01 Ongehuwd samenwonen in het algemeen
Mr. P. Blokland
1.1 Algemeen; geen civielrechtelijke maar wel fiscale gevolgen
Uit het feit dat twee (of meer) mensen gaan samenwonen, vloeien op zich in hun onderlinge verhouding geen civielrechtelijke gevolgen voort. De samenlevingspartners houden ieder hun eigen vermogen (er ontstaat geen gemeenschap van goederen) en zijn in principe niet aansprakelijk voor elkaars schulden (tenzij ze zich hoofdelijk aansprakelijk stellen). Ieder is ook uitsluitend draagplichtig voor de eigen schulden en schuldeisers van een samenwoner kunnen zich niet op het vermogen van de partner verhalen.
Toelichting
In de jurisprudentie zijn op dit beginsel wel uitzonderingen te vinden:
Op 18 december 2003 oordeelde Hof Amsterdam, dat de partner aan wie het huis toebehoort ook zonder uitdrukkelijke afspraak verplicht is om de waardestijging tijdens de samenwoning met de andere partner te delen. Door te spreken over 'toedeling' van het registergoed, suggereert het hof overigens – ten onrechte – dat een mede-eigendomssituatie zou zijn ontstaan. Zie Driessen-Kleijn in FTV 2005-1, p. 18-19 en FTV 2005-5, p. 20-23.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam 14 december 2004, KG 04-905, beoordeelde een situatie waarin partijen met 'niets' waren begonnen, en na 22 jaar samenwonen een vermogen hadden opgebouwd, waartoe behoorde een woning, die op naam van één van de partners was gesteld. De rechter in kort geding liet het feit dat materieel een relatie tussen partijen had bestaan, die uitging van 'gelijkberechtigdheid', prevaleren boven de tenaamstelling van het registergoed. Het huis moest dus ook in de verdeling van dat gezamenlijk opgebouwde vermogen worden meegenomen.
In dit verband wordt ook nog verwezen naar de beslissing van Hof Arnhem van 13 maart 2007, LJN BA9509: samenwoners zonder samenlevingscontract moesten het saldo van de bankrekening van de vrouw, waarop de overgespaarde inkomsten waren gestort, bij helfte verdelen.
Een ander punt is, dat uit de omstandigheden van het geval en het feitelijk handelen van de samenwoners wellicht kan worden geconcludeerd dat stilzwijgende afspraken zijn gemaakt, een en ander te beoordelen aan de hand van het welbekende Haviltexcriterium. Op die manier kunnen wellicht de scherpste kantjes van apert onredelijke situaties worden afgeslepen, zie HR 8 juni 2012, LJN BV9539 (in casu was de vrouw na de geboorte van het tweede kind gestopt met werken, doch stelde de man zich bij het einde van de relatie op het standpunt dat zij desalniettemin de helft van de door hem betaalde hypotheekrente en levensverzekeringspremies aan hem moest vergoeden).
De hoofdregel is echter dat er geen aanknopingspunten zijn om het huwelijksvermogensrecht bij samenwoners toe te passen. Recentelijk bevestigde de Hoge Raad zijn vaste jurisprudentie dat de verschillende situatie van samenwoners en gehuwden…