Naar de inhoud

Dagloon, 5. De dagloonberekening, 5.1.1. Formule voor dagloonberekening(Werkloosheid)

Deze paragraaf is bijgewerkt tot 3 januari 2013

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de wijze waarop de ligging van het refertejaar kan worden vastgesteld, en welk loon onderdeel uitmaakt van de dagloonvaststelling.

De wijze waarop het dagloon nu vervolgens berekend moet worden is vastgelegd in art. 3 BDW.

De hoofdregel in de verschillende wetten schrijft voor dat het loon in het refertejaar gedeeld moet worden door 261. Zoals gezegd bevat het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen een nadere invulling van de manier waarop het dagloon moet worden berekend.

Het eerste lid van art. 3 BDW geeft de volgende formule voor de berekening van het dagloon:

((A– B – C)+D+E)/261

A staat voor het loon-SV (inclusief uitbetaalde vakantietoeslag) dat de werknemer in het refertejaar heeft genoten

B staat voor de bedragen aan vakantietoeslag die de werknemer in volledige aangiftetijdvakken heeft ontvangen

C staat voor de bedragen die de werknemer in de volledige aangiftetijdvakken heeft genoten aan uitkeringen die het karakter hebben van een extra periodiek salaris/dertiende maand

D staat voor het bedrag dat in het refertejaar is opgebouwd aan vakantiebijslag

E staat voor het bedrag dat is opgebouwd aan extra periodiek salaris/dertiende maand

Als er na het einde van het refertejaar en de eerste dag waarop recht bestaat op de uitkering een indexering is geweest van de minimumlonen, wordt de uitkomst van deze berekening nog herzien in de mate waarin het minimumloon is herzien (art. 3, lid 2, BDW).

De getallen D en E in de formule van art. 3 BDW staan voor de opgebouwde vakantietoeslag en extra periodiek salaris voor het gehele refertejaar. Dit betekent dat ook de…