De brug vervangt een elementaire lichaamsfunctie en is dus een hulpmiddel
Samenvatting
De echtgenote van belanghebbende heeft kronen en een brug laten plaatsen en belanghebbende heeft de kosten hiervoor als buitengewone uitgaven in aftrek gebracht. In tegenstelling tot Rechtbank Haarlem is het hof van oordeel dat de brug de echtgenote van belanghebbende in staat stelt een elementaire lichaamsfunctie – het bijten en kauwen van voedsel – te vervullen waartoe zij anders, als gevolg van het verlies van haar hoek- en snijtanden van het ondergebit, niet in staat zou zijn. De stelling van de inspecteur dat doorslaggevende betekenis toekomt aan het antwoord op de vraag of er nooit tanden aanwezig zijn geweest, of dat deze er wel zijn geweest maar later verloren zijn gegaan, moet worden verworpen nu deze stelling geen steun vindt in het recht. Voor het aanmerken van de brug als hulpmiddel is niet vereist dat de brug een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat zij alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar
Al eerder heeft Hof Amsterdam zich uitgelaten over de vraag of een brug als hulpmiddel in de zin van art. 6.17 Wet IB 2001 kan worden aangemerkt (Hof Amsterdam 26 januari 2010, NTFR 2010/443). Het hof oordeelde destijds dat een brug een elementaire lichaamsfunctie (het bijten en kauwen van voedsel) kan vervullen en voor zover dit het geval is, dat dan sprake is van een hulpmiddel.
In de onderhavige casus komt het hof tot eenzelfde conclusie. In deze casus had de echtgenote van de belastingplichtige een aandoening aan het gebit ten gevolge waarvan haar hoektanden en snijtanden uiteindelijk zijn uitgevallen. Hierdoor was zij volgens het hof niet meer in staat…