Naar de inhoud

De BV als APV

1. Inleiding

Bij een afgezonderd particulier vermogen (APV), wordt vaak gedacht aan rechtsfiguren als een trust of een (familie)stichting. Kapitaalvennootschappen komen daarbij niet in beeld. Aangezien het APV-regime niet van toepassing is indien vermogen wordt afgezonderd, maar daartegenover aandelen of vergelijkbare (participatie)rechten zijn uitgegeven2, is dit ook logisch. Desalniettemin ben ik van mening dat deze uitzondering niet met zich brengt dat een kapitaalvennootschap nooit (gedeeltelijk) als APV kan kwalificeren, hetgeen ik in dit artikel zal illustreren aan de hand van de BV.3 Ik zal hierbij niet ingaan op de werking van de APV-regeling als zodanig, maar mij beperken tot de vraag wanneer sprake is van een APV.

2. De afzondering van vermogen

Blijkens art. 2.14a lid 2 Wet IB 2001 is sprake van een APV bij een afgezonderd vermogen waarmee meer dan bijkomstig een particulier belang wordt beoogd5, tenzij zich één van de volgende uitzonderingen voordoet:

  1. tegenover de afzondering van vermogen zijn aandelen, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten, bewijzen van deelgerechtigdheid of vergelijkbare rechten uitgereikt; of

  2. tegenover de afzondering van vermogen is een economische deelgerechtigdheid ontstaan.

Gezien de onder (a) genoemde uitzondering zal een BV in beginsel niet als APV kwalificeren, omdat bij de inbreng van vermogen in de BV een storting op aandelen plaatsvindt. In de parlementaire geschiedenis is het volgende opgemerkt over kapitaalvennootschappen in verhouding tot de definitie van een APV:

Belangen in aandelenvennootschappen, fondsen voor gemene rekening en andere samenwerkingsverbanden, zoals personenvennootschappen, worden zo uitgesloten. Omdat bij toe of uittreding van een inbrenger of begunstigde een geldelijke tegenprestatie…