Naar de inhoud

De voorlopige hechtenis in Nederland

Juridische uitgangspunten versus praktische realiteit

De toepassing van de voorlopige hechtenis is een onderwerp dat niet enkel in Nederland tot discussie leidt. Ook in andere Europese landen wordt kritisch naar dit dwangmiddel gekeken. In een recent Europees onderzoek worden in diverse Europese landen juridische knelpunten en praktische problemen geconstateerd bij de toepassing van de voorlopige hechtenis. Dit roept de vraag op naar de noodzaak van Europese wetgeving op dit terrein.

1 Inleiding

Sinds enkele jaren wordt in Nederland een discussie gevoerd over de wijze waarop in het Nederlandse strafproces gebruik wordt gemaakt van het instrument van de voorlopige hechtenis. Een dwangmiddel dat gezien zijn aard en de verhouding tot fundamentele beginselen als de onschuldpresumptie alsmede zijn mogelijk verstrekkende consequenties voor de rechtspositie van de verdachte enkel als ultimum remedium zou moeten worden toegepast, maar dat niettemin in een groot aantal zaken wordt ingezet. Uit statistische gegevens blijkt dat Nederland al jaren een van de koplopers binnen Europa is als het gaat om het toepassen van voorlopige hechtenis.1 Mede om die reden is in het recente verleden niet alleen vanuit de wetenschap2 en de advocatuur,3 maar ook vanuit de rechterlijke macht4 stevige kritiek geuit op deze Nederlandse praktijk ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Grootste gemene deler van de geuite kritiek is dat de voorlopige hechtenis in Nederland te snel en te gemakkelijk wordt bevolen, dat de toetsing aan de door artikel 67a Sv vereiste gronden voor toepassing van de voorlopige hechtenis betrekkelijk oppervlakkig en op basis van algemene veronderstellingen geschiedt, dat alternatieven voor voorlopige hechtenis (lees: schorsing van de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden) betrekkelijk weinig worden toegepast en dat beschikkingen waarin voorlopige hechtenis wordt bevolen…