De WNT: het verbod van non-activiteit
De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna verder ‘WNT’) kent een verbod op betalingen tijdens non-activiteit.1 Voor de praktijk, zeker bij onderhandelingen over een beëindigingsregeling, een zeer belangrijk verbod.
Artikel 1.6 lid 3 van de WNT luidt immers: “Een beding in strijd met artikel 2.10, derde lid, of artikel 3.7, derde lid, is nietig. Bezoldigingen die zijn betaald over een periode dat de topfunctionaris zijn opgedragen taken niet meer vervult, zijn onverschuldigd betaald.”
In artikel 2.10 lid 3 WNT is opgenomen: “Partijen komen niet overeen het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt.”
Kort gezegd houden deze bepalingen een verbod in om met de topfunctionaris – in het kader van een beëindigingsregeling – een (betaalde) vrijstelling van werkzaamheden af te spreken. Een dergelijke afspraak was overigens niet ongebruikelijk. Reden voor een regeling is namelijk vaak dat er verschil van inzicht is over het werk dan wel de uitvoering daarvan. Dit verschil van inzicht kan gepaard gaan met een (hoogoplopend) conflict. Partijen willen dan uit elkaar, maar de (gewezen) topfunctionaris wil daarbij dikwijls nog wel een periode in dienst blijven, om vanuit die situatie – met meer kans op succes – ander werk te gaan zoeken. Een dergelijke afspraak lijkt nu met de WNT tot het verleden te behoren.
Mr. M.C.T. Burgers schreef over dit onderwerp dat het gevolg hiervan zal zijn dat een (semi-)publieke instelling in voorkomende…