De zorg van een zorgvuldig commissaris
Inleiding
Tijdens een kampeertocht zitten grootvader en kleinzoon ‘s avonds bij een kampvuur. Grootvader vertelt zijn kleinzoon dat in ieder mens een strijd woedt. Een strijd tussen twee wolven. De ene wolf is zelfzuchtig, egoïstisch, louter gericht op eigen gewin, heeft lak aan anderen en is ego gedreven. De andere wolf is empathisch, heeft mededogen, houdt vast aan normen en waarden die boven het zelf uitstijgen en houdt rekening met de belangen van anderen. De kleinzoon is even stil en tuurt nadenkend in het vuur. Dan kijkt hij op en vraagt: “En welke wolf wint opa?” Waarop zijn grootvader hem aankijkt en antwoordt: “De wolf die je voedt jongen, de wolf die je voedt.”1
Het Burgerlijk Wetboek is doorspekt met wettelijke bepalingen die beogen de ‘altruïstische wolf’ in ons aan te spreken en deze te voeden. Het meest in het oog springend zijn de redelijkheid en billijkheid waarnaar men zich volgens art. 6:2, 6:248 en 2:8 BW jegens elkaar heeft te gedragen en de maatschappelijke betamelijkheid die men bij zijn handelen volgens art. 6:162 BW in acht dient te nemen. Kort samengevat, zijn deze bepalingen gestoeld op de gedachte dat men als een redelijk mens moet handelen door zorgvuldigheid te betrachten en rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen. Als uitwerking van de open normen redelijkheid en billijkheid en maatschappelijke zorgvuldigheid, wordt vaak het begrip ‘zorgplicht’ gebruikt.2
Voor de in acht te nemen mate van zorgvuldigheid of verantwoordelijkheid jegens de belangen van anderen, de inhoud en reikwijdte van de zorgplicht, kan…