Deelnemingsvrijstelling bij Estlandse onderworpen vennootschappen
Samenvatting
De deelnemingsvrijstelling kan van toepassing zijn op voordelen genoten uit in Estland gevestigde vennootschappen, aldus de staatssecretaris. Hij bevestigt dat aan het onderworpenheidsvereiste is voldaan, ondanks de met ingang van 1 januari 2000 doorgevoerde wijzigingen in de belastingwetgeving van Estland. Die wetgeving houdt in dat bij Estse vennootschappen geen belasting wordt geheven over ingehouden winst, maar wel over winstuitkeringen. De als 'income tax' gekwalificeerde belastingheffing resulteert in Estland in een belastingdruk van circa 35%.
Nieuwe regelgeving
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Het is mij gebleken dat er behoefte bestaat aan duidelijkheid over de vraag of in relatie met een in Estland gevestigde deelneming voldaan wordt aan de onderworpenheidseis zoals opgenomen in artikel 13, tweede lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Dit naar aanleiding van de met ingang van 1 januari 2000 in de belastingwetgeving van Estland doorgevoerde wijzigingen die inhouden dat vanaf die datum geen belasting wordt geheven over door Estse vennootschappen ingehouden winst maar belastingheffing plaatsvindt over winstuitkeringen.
De vraag die daarbij opkomt is of deze belastingheffing kan worden aangemerkt als een in enige vorm naar de winst geheven belasting als bedoeld in artikel 13, tweede lid, tweede volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Bij de beantwoording van deze vraag dient voorop gesteld te worden dat met de onderworpenheidseis tot uitdrukking wordt gebracht dat er in internationale verhoudingen in beginsel geen aanleiding bestaat bij een moedermaatschappij af te zien van belastingheffing over de door haar genoten voordelen uit hoofde van het aandelenbezit in een buitenlandse dochtermaatschappij indien de winst van die dochtermaatschappij in het land van haar vestiging niet in de belastingheffing wordt betrokken. …