Derdenbeslag en stille cessie
1. Inleiding
Bij de invoering van de stille cessie (art. 3:94 lid 3 BW) is in de Nota naar aanleiding van het verslag door de Minister van Justitie opgemerkt dat de stille cessie op het moment van het verlijden van de notariële akte dan wel het registreren van de onderhandse akte - de levering - goederenrechtelijke werking heeft, niet alleen tussen partijen, maar ook jegens derden.2 De vordering bevindt zich na de levering niet langer in het vermogen van de stille cedent, maar in het vermogen van de stille cessionaris. Dit heeft onder meer tot gevolg dat na levering alleen de schuldeisers van de stille cessionaris zich op de vordering kunnen verhalen, en niet (meer) de schuldeisers van de stille cedent. Anders gezegd, alleen schuldeisers van de stille cessionaris kunnen derdenbeslag leggen onder de schuldenaar van de stil gecedeerde vordering, niet schuldeisers van de stille cedent.3
Hoewel dit uitgangspunt volledig onderschreven kan worden, is het de vraag hoe een derdenbeslag verloopt als het (onverhoopt) door de schuldeisers van de stille cedent wordt gelegd, en als het door de schuldeisers van de stille cessionaris wordt gelegd. Omdat mededeling aan de schuldenaar achterwege blijft, is in veel gevallen voor de buitenwereld niet kenbaar dat de stille cedent niet langer de schuldeiser van de stil gecedeerde vordering is. Dit geldt voor de schuldenaar van de stil gecedeerde vordering. Maar ook een schuldeiser van de stille cedent die beslag laat leggen onder de schuldenaar van de stil gecedeerde vordering behoeft niet te weten dat de stil gecedeerde vordering zich niet langer in het vermogen van de stille cedent bevindt.