Is een nieuwe bankhypotheekakte nodig bij de inbreng van een bedrijf?
Veel ondernemers beginnen klein, met name in de vorm van een eenmanszaak of een vennootschap onder firma. Zij hebben reeds in dit stadium veelal krediet nodig. Hebben zij onroerend goed, dan is een veel voorkomende zekerheidsstelling de bankhypotheek, een hypotheek voor 'al wat de debiteur-hypotheekgever nu en in de toekomst schuldig is en zal worden'.
Na enige tijd wordt de onderneming ingebracht in een BV. Moet de hypotheek nu worden overgesloten, met alle daaraan verbonden kosten?
Uiteraard brengt de hypotheekgever al zijn huidige schulden in en eveneens het bezwaarde onroerend goed. Als er een schuldoverneming ter zake van de inbreng heeft plaatsgehad overeenkomstig artikel 6:155 BW zijn deze schulden - thans ten laste van de BV - hypothecair gedekt door de werking van artikel 6:157 BW.
Maar hoe is de situatie ten aanzien van schulden, die na de inbreng van de onderneming ten laste van de BV als schuldenaar bestaan? Dit zijn schulden zowel ex artikel 6:159 BW overgenomen uit reeds bestaande contracten, als krachtens nieuwe door de BV zelf gesloten contracten. Deze nieuwe schulden zijn geen schulden, waarvoor de oorspronkelijke bankhypotheek tot zekerheid strekte; deze dekte slechts 'al wat de ondernemer of zijn firma schuldig was of zou worden'. Deze in de praktijk normale redactie van een bankhypotheek impliceert dat de hypotheek niet strekt tot dekking van 'al wat de BV schuldig is of zal worden', want deze BV is nu eenmaal een andere schuldenaar dan de oorspronkelijke hypotheekgever.
Hiervoor is dus een nieuwe hypotheekstelling nodig. Een dergelijke kostenpost bij een in de toekomst eventueel te verwachten inbreng in een BV zou…