Naar de inhoud

Heffingsrecht bij een ­ambassademedewerker

Onlangs wees Hof Den Haag een interessante uitspraak ten aanzien van een medewerker bij de Amerikaanse ambassade te Den Haag. De ambassademedewerker behoort tot het administratieve personeel en beschikt over een dubbele nationaliteit. Voordat hij bij ambassade in dienst kwam, woonde hij al geruime tijd in Nederland, dus voor de werkzaamheden zelf was hij niet uitgezonden. Kortom, alle ingrediënten voor een uiterst interessante casus.

De medewerker, met zowel de Nederlandse als de Amerikaanse nationaliteit, woonde al sinds 1991 in Nederland. In 2007 kwam hij als administratief medewerker in loondienst bij de Amerikaanse ambassade te Den Haag. De ambassade hield Amerikaanse loonheffingen in en geen Nederlandse loonheffingen. De ambassade kwalificeerde overigens ook niet als inhoudingsplichtige. Over het jaar 2009 (en tevens 2010) had de medewerker aangifte inkomstenbelasting gedaan en een voorkoming van dubbele belasting geclaimd. Ook is om vrijstelling verzocht voor de premie volksverzekering. Aan het laatste is inspecteur tegemoet gekomen, maar hij weigerde voorkoming van dubbele belasting te verlenen.

Verdragsbepalingen

Voor een beter begrip van de geschilpunten is het goed om enige achtergrond te schetsen en in te gaan op de aan de orde relevante verdragsbepalingen.

Op grond van artikel 4 van het verdrag geldt de medewerker als inwoner van Nederland. In beginsel wordt hij als inwoner van beide landen aangemerkt: Nederland op basis van de omstandigheden (artikel 4 AWR) en de Verenigde Staten op basis van staatsburgerschap. Volgens de zogenaamde tie-breaker regeling (artikel 4, lid 2 verdrag) wordt hij echter als inwoner van Nederland beschouwd. Omdat hij echter de Amerikaanse nationaliteit heeft, wordt hij als staatsburger aldaar (…