Naar de inhoud

Herwaarderingswinst die is ontstaan op grond van 15ai Wet VPB 1969 kan niet aan een herinvesteringsreserve worden gedoteerd

Samenvatting

Belanghebbende, X bv, heeft in 2007 E bv opgericht. X bv en E bv vormen een fiscale eenheid. Binnen de fiscale eenheid heeft X bv een onroerende zaak ingebracht in E bv voor € 2.000.000. De onroerende zaak werd verhuurd aan een derde, Exploitatiemaatschappij F bv. Medio 2010 heeft F bv de aandelen E bv overgenomen van X bv voor € 18.000. Dit heeft bij X bv op grond van art. 15ai Wet VPB 1969 een herwaarderingswinst van € 2.565.886 tot gevolg gehad. Dit bedrag heeft X bv gedoteerd aan een herinvesteringsreserve (HIR). De inspecteur heeft de vorming van een HIR bij de aanslagregeling voor het jaar 2010 niet geaccepteerd. In geschil is of dat terecht is.

Rechtbank Gelderland stelt voorop dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de wetgever bewust ervan heeft afgezien om dotatie aan de HIR mogelijk te maken voor herwaarderingswinst die is ontstaan op grond van art.15ai Wet VPB 1969. De rechtbank dient uit te gaan van die keuze en stelt vast dat op grond van de tekst van de wet geen mogelijkheid bestaat om de herwaarderingswinst aan een HIR te doteren. De rechtbank oordeelt vervolgens dat – anders dan X bv betoogt – de beslissing van de Hoge Raad in HR 25 maart 1998, nr. 32.945, waarin is geoordeeld over herinvesteren door middel van de aankoop van een deelneming en voeging in een fiscale eenheid, niet kan worden doorgetrokken naar de situatie waarin sprake is van verkoop van een (in fiscale eenheid gevoegde) deelneming met daarin een bedrijfsmiddel. Dit geldt temeer nu…