Naar de inhoud

Het EVO op 1 september 1991 in werking: implicaties voor internationale transacties met betrekking tot onroerend goed of aandelen

Op 1 september 1991 is het Europees verdrag van 19 juni 1980 inzake het toepasselijk recht op Verbintenissen uit Overeenkomst (EVO) in werking getreden voor Nederland. Al eerder, sinds 1 april 1991 was het EVO in werking voor België, Frankrijk, Luxemburg, Italië, Duitsland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland. In al de negen landen is het conflictenrecht betreffende de internationale overeenkomst dan eenvormig geregeld. Voor de bepaling van de geografische werkingssfeer is van belang dat het verdrag universele werking heeft. Ook voor overeenkomsten met partijen buiten de genoemde verdragstaten moeten de regels van het verdrag worden gehanteerd om het toepasselijk recht te bepalen.

De tekst van het EVO is inmiddels in de meest gehanteerde wettenverzamelingen opgenomen. Als praktische vindplaats noem ik met name Contractenrecht, losbladig Kluwer, Hoofdstuk X, waar behalve de tekst ook het officiële toelichtende rapport is opgenomen en de hierna in de rubriek korte berichten aan te kondigen Tekstuitgave IPR uitgegeven door het Asser Instituut in samenwerking met Kluwer (JBN, 143).

De inwerkingtreding van het EVO betekent zeker geen revolutie voor het Nederlands internationaal overeenkomstenrecht. De lange tijdsperiode tussen de ondertekening van de tekst van het verdrag en de feitelijke inwerkingtreding heeft de rechtspraktijk ruime gelegenheid geboden de nodige vingeroefeningen met het EVO te plegen. Al lang is ook aanvaard dat het EVO anticiperend kan worden toegepast.

De hoofdlijnen van het EVO zijn dan ook niet verrassend. Zo geldt als hoofdregel dat de partijen bij een internationale overeenkomst in beginsel zelf het daarop toepasselijke recht kunnen kiezen en dat bij gebreke van een rechtskeuze de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waarmede de overeenkomst het…