Naar de inhoud

Is het mogelijk art. 3:4 BW bestanddelen te verzelfstandigen door middel van het vestigen van een recht van opstal?

Inleiding

Hoewel het opstalrecht reeds stamt uit het Romeinse recht, bestaat er nog steeds onduidelijkheid over wát nu precies verzelfstandigd kan worden door middel van het vestigen van een recht van opstal. Is het mogelijk om een opstalrecht te vestigen voor een art. 3:4 BW bestanddeel? Deze vraag, waarover discussie bestaat in de literatuur, staat in deze bijdrage centraal.

1. Het opstalrecht

Het opstalrecht is een bijzondere figuur in het goederenrecht. Door middel van het vestigen van dit beperkte recht kan men een juridische splitsing van eigendom bewerkstelligen. Men noemt dit ‘horizontale splitsing van eigendom’ en het is neergelegd in art. 5:101 BW:

“Het recht van opstal is een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.”

Met het opstalrecht is het derhalve mogelijk om een gebouw of werk in eigendom te laten toebehoren aan een ander dan de grondeigenaar. Het brengt in dat geval een doorbreking van de natrekking van art. 5:20 lid 1 sub e BW met zich. Art. 5:101 BW bepaalt dat het recht van opstal gevestigd kan worden ten aanzien van gebouwen, werken en beplantingen. De vraag is derhalve of een art. 3:4 BW bestanddeel een gebouw of werk kan zijn, in de zin van art. 5:101 BW, zodat hiervoor een opstalrecht gevestigd kan worden.2 Hoewel deze vraag meermaals in de literatuur is opgeworpen, neemt niet iedereen stelling in deze discussie.

2. Opvattingen in de literatuur

Hoofs haalt Van Maanen…