Het nieuwe art. 2:9 BW, uitgelegd voor gewone bestuurders
Inleiding
1. Art. 2:9 BW behoort tot de belangrijkste bepalingen van het Nederlandse ondernemingsrecht. De tekst ervan is op 1 januari 2013 gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht1. Het geeft de centrale gedragsnorm voor een bestuurder aan: elke bestuurder van een rechtspersoon2 is gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Daarnaast bevat art. 2:9 BW een belangrijke bestuurdersaansprakelijkheidsregel: Voor onbehoorlijk bestuur van hemzelf of een andere bestuurder is de door de NV of BV aangesproken bestuurder aansprakelijk. Men zou dit de hoofdelijkheidsregel van art. 2:9 BW kunnen noemen.
Nieuw is dat art. 2:9 BW een uitdrukkelijke basis geeft voor een bij of krachtens de statuten te maken taakverdeling tussen bestuurders. Onder het oude recht was een taakverdeling ook al toegelaten, zo werd algemeen aangenomen, maar het is vooruitgang dat de wetgever uitdrukkelijk bepaalt dat taakverdelingen in allerlei variaties toegelaten zijn. Als er zo’n geldige taakverdeling bij of krachtens de statuten tot stand is gebracht, dan valt de aan één bestuurder toebedeelde taak niet onder het takenpakket van de andere bestuurders. Het is dan mogelijk dat een bestuurder niet aansprakelijk is, voor zover de aangelegenheid waarom het draait op grond van de gemaakte taakverdeling niet onder zijn taak valt, hem gelet daarop van het onbehoorlijk bestuur geen ernstig verwijt te maken valt en hij niet nalatig is geweest in het afwenden van het onbehoorlijke bestuur. Aardig is dat het in de jurisprudentie ontwikkelde begrip ernstig verwijt in de wetstekst is opgenomen. Dit is mooi onderling afgestemd gedrag tussen wetgever en rechter. Zo zien we…