Naar de inhoud

Het 'nieuwe' artikel 13 WBR in de praktijk

Samenvatting

Per 1 juli 2011 is de in de Toelichting Overdrachtsbelasting opgenomen tegemoetkoming bij doorverkoop ‘kosten koper’ binnen de termijn van artikel 13 Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) vervallen. Sindsdien wordt ook overdrachtsbelasting geheven over het artikel 13 WBR-voordeel indien de verkrijger van de onroerende zaak dit voordeel afstaat aan de vervreemder (zie FBN 2010, nr. 64). Voor de notariële praktijk betekent dit dat de clausules die thans in de praktijk hierbij worden gehanteerd, leiden tot een andere berekening van zowel de vergoeding aan de verkoper als van de verschuldigde overdrachtsbelasting. In dit artikel wordt ingegaan op de complicaties van de clausules die met betrekking tot het voordeel van artikel 13 WBR in de praktijk vaak worden gehanteerd.

Tekst

Inleiding

Ingeval van verkrijging binnen de termijn van artikel 13 WBR na (een) vorige verkrijging(en) van dezelfde onroerende zaken (of rechten daarop) door derde(n), wordt de grondslag voor de overdrachtsbelasting verminderd met de grondslag(en) waarover ter zake van de vorige verkrijging(en) overdrachtsbelasting of niet-aftrekbare omzetbelasting verschuldigd was. In artikel 13 WBR is bepaald dat deze termijn zes maanden bedraagt. Als uitvloeisel van een maatregel in het Belastingplan 2013 is in artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer bepaald dat de termijn voor alle onroerende zaken (dus niet alleen voor woningen) 36 maanden bedraagt als de vorige verkrijging heeft plaatsgehad in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2014.

Indien zich een situatie voordoet waarbij een onroerende zaak binnen de termijn van artikel 13 WBR wordt vervreemd, komen de verkoper en de koper…